We zijn beland in Stonington. Stonington vindt zichzelf de kreeftenvanghoofdstad van Maine en dus van de wereld. We zijn hier naartoe gegaan op aanraden van Steve, die we op Isle au Haut hadden ontmoet. De overgrootvader was al een kreeftenvisser in de 19e eeuw. Hij zeilde toen met een Friendship Sloop van kreeftenkooi naar kooi. Hij had in die tijd 50 kooien.
Tegenwoordig zijn er 5.900 kreeftenvissers met een vergunning. Die mogen maximaal 800 kooien uitzetten. In 2012 brachten ze 126 miljoen pond kreeft aan land met een omzet voor de vissers van $338 miljoen (bron: Maine Lobster Council). Dat is een explosieve toename en zelfs een verdubbeling ten opzichte van 2007, toen 62 miljoen pond aan land werd gebracht. In het verleden lag de vangst decennia lang op een niveau van 20 miljoen pond. Deze gigantische toename kan natuurlijk niet zonder gevolgen blijven. In 2007 leverde een pond gemiddeld over het seizoen nog $4,39 op. Momenteel ligt de prijs per pond dik onder de twee dollar.
De stijgende vangsten houden de geleerden al jaren bezig. De oorsprong van de groei van het aanbod is het gevolg van het wegvangen van de enige echte natuurlijke vijand van de kreeft: de kabeljauw. Ooit was Maine een rijke visgrond voor kabeljauw, maar de commerciële visvangst heeft zichzelf hier volledig om zeep geholpen. De kabeljauw komt alleen nog voor op rotsige bodem, waar de sleepnetten niet ingezet konden worden. Een beetje kabeljauw slikt een kreeft van een pond in een keer weg. De ondergang van de kabeljauwvisserij leek een feestje te worden voor de kreeftenvangst, maar ja, minder dan twee dollar per pond lijkt er op te duiden, dat de markt een beetje verzadigd is. Twee keer zoveel werk voor het zelfde geld is niet ideaal.
De angst is natuurlijk, dat dit soort oogsten tot een vernietiging van de kreeftenstand zal leiden. Daar ziet het voorlopig nog niet naar uit, maar ik moet nog 75 bladzijden in het boek. Wij blijven ze voorlopig nog zonder gewetensnood eten. Het is hier in de buurt goedkoper dan een hamburger.
Terwijl wij ons klaarmaken om naar Stonington te vertrekken, komt de Miss Lizzie daar net vandaan. Ze maakt die tocht twee keer in de ochtend en twee keer in de middag. Voor toeristen kost een enkeltje $19, voor bewoners van het eiland de helft. Om bouwmaterialen of bijvoorbeeld een auto naar het eiland te brengen moet je speciaal transport regelen. Dat kost voor een auto $350. Dat verklaart waarom ze met die prachtige old timers blijven rijden.
Dit soort eilandjes met een dennenbos erop kom je overal tegen. Maine heeft een belangrijke hout- en papierindustrie, maar dit soort kleine eilandjes zijn waarschijnlijk commercieel niet interessant.
We moeten weer slalommen om alle kreeftenboeien. Dat brengt ons heel dicht bij de betonning.
Het is maar een uurtje varen naar Stonington.
We helpen deze visserman, die door een collega is binnengesleept bij het aanleggen. Hij heeft iets in zijn schroef. Met enig leedvermaak stellen we vast, dat ook de mannen zelf niet immuun zijn voor de kreeftenkooi.
Oorspronkelijk was de kreeftenvangst in Stonington maar bijzaak. Rond 1900 was vooral de granietgroeve de reden dat mensen zich hier vestigden. Dit beeld herinnert aan die tijd. Het was hard werk in de steengroeve en de mannen verdienden daarvoor een dollar per dag. Daarvan waren ze meteen al een dubbeltje kwijt aan de veerpont die hen op en neer bracht naar het eiland, waar de groeve nog steeds bestaat. Het volgende dubbeltje ging ongetwijfeld op aan een pint bier bij de kroeg naast de veerstoep.
De lijst van bouwwerken in de States waar graniet uit Stonington in is verwerkt is indrukwekkend.
Het Granite Museum met een werkend model laat zien hoe het er vroeger aan toe ging in de granietgroeve.
De toonbank van het winkeltje heeft zo’n granieten vlak. We scoren hier eindelijk de werkhandschoenen, waar we al meer dan een jaar naar op zoek zijn. Ze kosten $5 per paar en dat steekt gunstig af bij de prijzen die de watersportwinkel voor dat soort dingen vraagt. Als het goed genoeg is voor de kreeftenvisser, dan denken wij, dat ze bij ons ook wel een tijdje mee zullen kunnen.
Stonington is nog gewoon een werkende stad, waar de toerist welkom is in plaats van andersom. Het heeft een levendige eigen gemeenschap, die trots is op hun woonomgeving en daar graag over vertellen.
Zomergevoel ondanks dat het hier s’avonds flink koud kan zijn. Het water is hier echt koud (15 graden) en dat merken we ‘s avonds op de boot.
Gevel met bloemen van dure tent met foute arrogantie, zodat het bandje een uur later nog voor een leeg terras zit te spelen.
De houtbouw heeft iets bijzonders, iets warms. De bouwstijl, die ze ook hier nog steeds Victoriaans noemen, straalt iets goed uit.
We drinken een kopje koffie in ‘Inn on the Harbor’ en hebben eindelijk weer internet.
De kraaien van de zee zijn hier net zo brutaal en luidruchtige als overal elders.
We gaan aan het raam zitten. Er is voor het eerst sinds lange tijd geen airco.
Dit mooie oude gebouw is natuurlijk nu wel een giftshop geworden.
Ze verkopen van kreeftenkooien gemaakte schommelstoelen.
We gaan de boodschapjes aan boord brengen en komen staks weer terug.
Recent Comments