27 december 2013 22.46
Someone once told me that if you embark on a rather substantial venture, you should compare it to eating an elephant; it goes bite after bite. That is wat discovering Cuba is going to be like. With the risk of mixing my metaphores, we decided to ride the elephant first, like any other tourist would do.
Cuba as a country is comparable in size to England and it has about 12 million inhabitants. Those people speak their own brand of Spanish and by and large little English. They have their very own culture formed by their history, a history that dates from the days of the Spanish Conquistadors, as they more or less wiped out the indigenous population of Indians. That history was greatly shaped by the events from the 20th century, that first saw right wing dictators abusing the country. That resulted in the revolution 1959 lead by Fidel Castro, his brother Raul and Che Guevara amongst others. Their government and the USA fell out, leading to an almost total embarge on relations that still continues today. At first the Russians were an important trading partner and source of subsidies, but all that came to a halt when the USSR collapsed in 1990. The country opened up to tourists, now one of the most important sources of badly needed foreign currency. This leads to a dual, or better triple economy. The local pesos based economy, the international CUC (convertible peso) based economy and a sizeable inofficial economy.This complex economic picture all by itself makes it already very difficult to find our way in this country.
When we arrive on any Caribbean Island it is a lot smaller and on most of them the population spoke French or English. It made life a lot easier. When we were in the States both culture and language were entirely familiar so that was really easy as well. We realised what we were up against coming to Cuba, so we decided to take it really easy and get to know the country step by step. We have all the time in the world, so we don’t have to get everything done in 2 weeks. First we will want to find a teacher, who will help us with our rather too basic understanding of the language and will teach us a bit more about Cuba and life here.
However we didn’t want to postpone a visit to Old Havana, a city that – thanks to the lack of investment – is probably the most pure colonial historic monument in existence. It is incredibly run down, sometimes only the building fronts are left standing, but it is astonishing in its attractiveness. Together with the people – the tourists, locals and hustlers alike – it creates an unbelievable atmosphere, that we completely fell for. We rode the elephant and those rides are expensive. We managed to beat off the first dozens of hustlers (they are called promotores) but finally fell for José and Juana. As the day progressed, we saw that they all operate along the same lines, some of the Josés forming a couple with more women. José stole our naive hearts by saying a few very Dutch things and exclaiming hiow mucch he loved our country. We allowed to be dragged into a bar which he said was basically only for Cubans. At that point you still want to believe that. I was given a really nice Romeo and Juliet cigar at 11 o’clock in the morning and they ordered drinks for us. José wrote down all sorts of things we would have to see, where we should go for good food and good music and then wanted to sell us cigars. They took us to a private house, where an entire collection of Cohiba’s, Romeo and Juliets and Rey del Mundo cigars in various sizes and quantities were presented to us for really reasonable prices. We weren’t planning to buy anything yet, but hey, who can resist a bargain. Then it was Juana’s turn. She showed us pictures of her and her baby daughter and asked if we would be prepared to buy milk in the tourist shop for her. Milk is a rare product here and although it should be available with the food rations here, it rarely is. We bought probably a year’s supply for the little one, which may help Juana to stay of the streets for a bit, but we still hadn’t learned our lesson. We needed a fresh supply of CUCs, so we took a bicycle taxi for a crazy amount to find a bank for us, where the CUCs came out of the wall, just like they do at home. Armed with the fresh cash we went to the restaurant that José had recommended. After that we were really done with his suggestions.
It was however a funny experience. Our bicycle cab driver rang a bell of what looked like a private house and we had to get up three flights of stairs that took us to a – I must say – really nice roof terrace, where we had lunch for a price that we would have scorned in the USA. It was eatable, but boy, don’t think about value for money here. We noticed that all other tourists that were brought up were ushered in by their respective promotores.
We hope, that eventually we will find a way to get pictures of all this on the site, because the last rip-off-of-the-day was a meeting with one of the last relics of the Buena Vista Social Club scene: Amaránto Fernandez. At the ripe old age of 86 now, he had been a band leader of a real big band in the Batista days of the 1950’s and was part of the European tour of the BVSC at the keyboard. He is a feisty old character and although his skills on the keyboard certainly haven’t improved with age, we did enjoy this trip down memory lane nonetheless. However, after we picked up the extravagant tab for this tourist trap, we decided we were done with riding the elephant and we came down to earth. We went off the beaten track and were drawn in to a little soccer bar, where a six (!) people band squeezed themselves in a corner and played great music around an excellent musician on an alto sax. Although it will surely be possible to find a cheaper beer here somewhere, the prices were no longer over the top and we enjoyed the band. Much closer to the Cuba we’ll be looking for, but not quite there yet. That will come as we eat our way through this challenge: bite after bite.
Iemand vertelde me ooit, dat als je aan een groot project begint, je dat kunt vergelijken met het eten van een olifant; je moet dat gewoon hap voor hap doen. Het ontdekken van Cuba is zo’n groot project. Met het risico, dat ik mijn beeldspraken door elkaar haal: we besloten eerst maar een ritje op de olifant te gaan maken, zoals iedere andere toerist dat zou doen.
Cuba is een land, dat qua afmetingen vergelijkbaar is aan Engeland en het heeft ongeveer 12 miljoen inwoners. Die inwoners spreken hun eigen versie van het Spaans, en dat doen ze zonder uitzondering heel snel. Een enkeling spreekt ook wat Engels, maar wat we tot nu toe hebben meegemaakt, was wat dat betreft nogal beperkt. De Cubanen hebben hun hele eigen cultuur, die gevormd is door hun typische historie, die niet echt verder terug gaat dan de Spaanse Conquistadores, omdat zij de oorspronkelijk Indiaanse bevolking min of meer hebben uitgeroeid. Die historie wordt zwaar beïnvloed door de gebeurtenissen in de twintigste eeuw, toen eerst een aantal extreem rechtse dictators het land misbruikten voor hun eigen gewin. Dat leidde vervolgens tot de revolutie in 1959 geleid door Fidel Castro, zijn broer Raúl en Che Guevara en wat geestverwanten. Hun regering en de VS leefden op een dusdanig gespannen voet, dat de VS een vrijwel totaal embargo oplegden op alle relaties tussen de landen. Dat embargo duurt voort tot op de dag van vandaag en ook Obama zal er waarschijnlijk niets meer aan kunnen of willen veranderen. In het begin was dat geen probleem, want de USSR ontwikkelde zich tot een belangrijke handelspartner en bron van subsidie. Dat kwam echter abrupt tot een einde toen de USSR in 1990 in elkaar stortte. In een poging toch aan broodnodige deviezen te komen, opende Cuba de deuren voor toerisme, nu een van de belangrijkste bronnen van inkomsten. Dit leidde tot een duale of beter gezegde drievoudige economie. De lokale op peso’s gebaseerde economie, de internationale op de CUC (converteerbare peso) gebaseerde economie en een niet onaanzienlijke onofficiële economie daaromheen. Alleen al de complexe situatie op zich, maakt het ons moeilijk onze weg te vinden in dit land.
Als we arriveren op andere Caribische eilanden, zijn die meestal een stuk kleiner en overzichtelijker (we zijn nog niet in de Dominicaanse republiek, Haïti of Jamaica geweest) en op de meesten is de voertaal of op zijn minst de tweede voertaal Engels of Frans. Dat maakt het allemaal een stuk makkelijker. In de VS waren we van meet af aan vertrouwd met de taal en de cultuur, dus dat was ook heel toegankelijk. We realiseerden ons vanaf het begin wat ons in Cuba te wachten stond en we hadden dan ook besloten om op ons gemak stap voor stap kennis te maken met het land en onze grenzen geleidelijk te verleggen. We hebben alle tijd van de wereld en het hoeft allemaal niet in twee weken vakantie. Eerst willen we op zoek naar een leraar, die ons kan helpen onze veel te beperkte kennis van het Spaans op een hoger plan te brengen. Ook later op onze reis hopen we daar nog veel plezier van te hebben. Bovendien kan zo’n leraar ons meer leren over Cuba en het leven hier.
Dit alles gezegd hebbende, wilden we onze kennismaking met Oud-Havana niet uitstellen. Oud-Havana is een stad, die dankzij het gebrek aan investeringen, het meest puur overgeleverde historische monument van het koloniale verleden is. Het is enorm onderhevig aan verval, soms staan alleen de historische gevels nog overeind en is het daarachter een regelrechte puinhoop, maar het is ongelooflijk mooi en boeiend om het te zien. Samen met de mensen die de straten bevolken, de toeristen, de lokale bevolking en hun ‘hustlers’, heerst er een ongelooflijke sfeer, die ons meteen en volledig in zijn ban had. We bereden de olifant en dat soort ritjes zijn kostbaar. We slaagden er in om ons de eerste paar dozijn ‘hustlers’ – ze worden hier ‘promotores’ genoemd – van het lijf te houden, maar we werden uiteindelijk toch geschaakt door José en Juana. Naarmate de dag vorderde zagen we, dat al deze promotores op min of meer dezelfde manier werken, waarbij sommige ‘José’s’ met afwisselende vrouwen een paar waren. José stal ons naïeve hart met een paar welgeplaatste aan Nederland refererende opmerking, zoals de simpele kreet “Ah Olanda, Radio Veronica!” OK, je moet ergens voor vallen. We lieten ons gewillig een bar binnen sleuren waarvan hij zei dat die eigenlijk vooral voor Cubanen was. Op dat moment wil je dat nog graag geloven. Ik kreeg meteen – het was nog geen 11 uur – een lekkere Romeo en Juliet sigaar in de mond geschoven en er werd een drankje voor ons allen besteld.
José schreef allerlei dingen voor ons op een papiertje, zoals een goed restaurant voor de lunch, een café met goede muziek, maar hij wilde ons vooral goede sigaren verkopen. We werden meegesleept naar een privé woning, waar een collectie Cohiba’s, Romeo en Julietta’s en Reuy de Mundo sigaren van verschillende afmetingen en in verschillende hoeveelheden verpakt in fabrieksdozen voor ons werd uitgestald. We waren eigenlijk nog niet van plan al sigaren te kopen, maar hé, wie kan er een koopje aan zich voorbij laten gaan. Daarna was het Juana’s beurt. Ze toonde ons foto’s van zichzelf met haar twee jaar oude baby (of met een of ander geleend kind, zoals cynische denkers ongetwijfeld zouden kunnen zeggen) en vroeg ons of we , na deze geweldige meevaller met de sigaren voor haar misschien wat melkpoeder zouden kunnen kopen in de toeristen winkel. Melk is een schaars product hier en hoewel het in de voedsel rantsoenen voor kinderen beschikbaar zou moeten zijn, is het dat meestal niet. We kochten waarschijnlijk voldoende melkpoeder voor een jaar voor de kleine, en we hoopten, dat dit Juana voor een tijdje van de straat af zou kunnen houden. We hadden ons lesje echter nog niet geleerd. Daarvoor moesten we eerst naar een muurbank toe om een verse voorraad CUC’s te halen. We namen een fietstaxi, voor een prijs waarvoor we nu een Chevy cabrio uit 1955 zouden huren, die ons naar een flappentap bracht waar het geld net als thuis uit de muur kwam. Gewapend met het verse geld , de nummers op sommige biljetten waren opeenvolgend, bracht de fietstaxi ons naar het restaurant, dat José ons had aangeraden. Daarna waren we echt helemaal klaar met zijn adviezen.
Toch was het wel een leuke ervaring. Onze fietstaxi chauffeur belde aan bij een – zo te zien – gewoon woonhuis. we moesten drie trappen op en kwamen toen op een, dat moet gezegd, een fraai dakterras. Daar kregen we een lunch voorgezet voor een prijs, die in de VS niet zou misstaan. Het was goed eetbaar, maar de prijs-kwaliteit verhouding was totaal zoek. we merkten dat alle andere bezoekers door promotores naar boven gevoerd werden.
Ik hoop, dat we op een gegeven ogenblik erachter komen hoe we foto’s op ons blog kunnen krijgen, want de laatste ‘rip-off-of-the-day’ was een kennismaking met een van de laatste overblijvende leden van de Buena Vista Social Club beweging: Amaránto Fernandez. Hij is een nog redelijk kwieke 86-jarige, die in de dagen van Batista in de vijftiger jaren een big band leidde en als toetsenist onderdeel was van de Europese tournee van de BVSC. Hoewel zijn vaardigheden op het keyboard er met de jaren zeker niet beter op zijn geworden was het toch een nostalgische reis door het muzikale verleden. Toen we echter de extravagante rekening gepresenteerd kregen voor deze toeristische trekpleister, besloten we dat we klaar waren met onze rit op de olifant en zetten we onze voetjes weer stevig op de aarde. We gingen van de gangbare weg af en we vonden al snel een of andere voetbalkroeg, waar in een hoekje een zes man sterke band ingeklemd stond, die heerlijke muziek maakten rondom een uitstekende musicus op een alt sax. Hoewel we ongetwijfeld nog wel ergens goedkoper bier zullen kunnen vinden, waren de kosten hier niet meer buitensporig en genoten we van de band. Dat kwam al veel dichter in de buurt van het Cuba, waar we naar op zoek zijn, maar we zijn er zeker nog niet helemaal. Dat komt naarmate wij onze olifant opeten: hap voor hap.
Recent Comments