De Jamaicanen zijn makkelijk te benaderen. Natuurlijk, ze spreken allemaal Engels op een manier die heel makkelijk te verstaan is. Ze spreken ook allemaal Patois, maar daar is niets van te verstaan. Toen we stopten om het huis op palen te fotograferen zagen we ook graven in de tuin. Graven die degelijker uitgevoerd zijn dan het huis; dan de meeste huizen. Er kwam net een man aangelopen die desgevraagd vertelde, dat zijn overgrootouders, grootouders en zijn vader in de tuin begraven lagen. Zijn moeder leefde nog en was kennelijk nog steeds een hele vitale vrouw.
De man had ook Jamaican Red Apples in zin hand. Die groeien hier gewoon in het wild in het bos. Het leek er op alsof hij ook nog iets anders had geoogst. Het rook alsof je de Buldog op het Leidseplein passeerde. We asked him: “What’s that smell? Ganja? De man keek om zich heen en trok zijn oogst, die hij achter zijn rug in de broeksband had gestopt, te voorschijn en liet het ons vol trots zien. Het leek ons voldoende om de bovengenoemde Buldog voor geruime tijd van werkvoorraad te voorzien. Hij woonde in Montego Bay, maar verbouwde zijn handelswaar hierboven in het bos. Hij moest wel heel voorzichtig zijn, want de politie treedt kennelijk heel streng op tegen drugsgebruik. Daar hebben ze misschien wel reden toe, maar voor zover we om ons heen hebben kunnen waarnemen zijn ze daar niet erg succesvol mee. We zien een hoop gelukzaligheid om ons heen.De man wilde ons de oogst voor een schappelijke prijs verkopen, maar ik denk niet, dat we dan het eiland nog afgekomen zouden zijn.
Recent Comments