Dagboek van Pim over de Lost City

Hier volgt het dagboek van Pim over zijn hike naar de Verloren Stad. Je moet er wel even voor gaan zitten, maar het is de moeite waard!

3 januari 2015

We rijden eerst over gewone wegen tot we rechtsaf de bergen in gaan. Een bergweg vanaf de kust landinwaarts tot Machete, dat op 400 meter hoogte ligt. Het is vreselijk hard werken voor de chauffeur. De weg is niet veel meer dan een karrenpad, maar de hoge gearing (of is het nou juist de lage gearing) en vierwielaandrijving, goede kennis van de weg en vooral ook veel aandacht voor potentiele problemen zorgen ervoor dat we ongeschonden boven komen. De chauffeur werkt zich daarbij letterlijk in het zweet en heeft een handdoek naast zich liggen om af en toe snel het gezicht mee droog te deppen.
We zijn eigenlijk mooi op tijd boven, maar onze lunch zit in de volgende auto, die pas over een (Colombiaans) half uurtje wordt verwacht. Eigenlijk wil ik gaan, want rond een uur of zes wordt het snel donker en volgens Christoph, een Fransman, worden de slangen dan wakker. Christoph en Lili zijn Franse berggeiten uit de buurt van Chambéry. Verder bestaat de groep uit Markus en Jeanine uit Beieren, een Colombiaans gezin bestaande uit vader, moeder, een zoon en een dochter van een jaar of 14-15 en een onduidelijk aanhang en Eric, een Hong Kong Chinees uit Canada, of een Canadees die oorspronkelijk uit Hong Kong komt.
Ik ben de enige die de trip in zes dagen gaat doen en bovendien de enige die zijn bagage niet gaat dragen. Die gaat mee op de ezel. De Colombianen en Erik gaan de hike in vijf dagen doen en de rest holt er in vier dagen doorheen. Lili is een uitermate assertieve Française, die uitstekend Engels, Spaans en Italiaans spreekt. Zij is die eerste dag een hele nuttige tolk om te communiceren met Miguel onze gids, die echt alleen Spaans spreekt.
De warme lunch wordt het niet. Het Colombiaanse halve uur loopt uit de hand en dan zou daar de bereidingstijd bij komen, dus veel te laat wordt daar van af gezien en krijgen we broodjes met een stapel ham en een stapel plakjes kaas voorgezet. We vertrekken pas om een uur of drie en zullen dus zeker in het donker aankomen, maar dat blijkt slechts een van de ongemakken te zijn.
Tot nu toe had ik geen idee wat me boven het hoofd hing. Ik had van de mensen in de marina, die de tocht al gemaakt hadden wel allerlei afschrikwekkende verhalen gehoord, maar die had ik helaas met de nodige korrels zout tot mij genomen. Je weet al hoe laat het is als je op de eerste rustplaats onder begeleiding van de gids als laatste binnen komt strompelen en met applaus en high fives door iedereen wordt verwelkomd.
Ik wist eigenlijk al eerder hoe laat het was. Het begon met een mooie zelfs nog verharde weg, die overging in een brede sintelweg. Niets aan de hand dus, maar aan het einde daarvan staken we op een doorwaadbare plaats de rivier over en was het met de weg helemaal klaar. Toen we de rivier voor de derde keer overstaken, dit keer deden we daar de schoenen voor uit, realiseerde ik me dat terugkeren misschien nu nog een optie was, maar eigenlijk al niet meer. Mijn karakter had me toegestaan om terug te keren, maar dat werd gecompenseerd door mijn trots. De doorslag gaf uiteindelijk mijn absolute wens de Verloren Stad, het overblijfsel van een teloor gegane beschaving, te zien.
Ik las voor het eerst in de krant over de Ciudad Perdida, toen die in de zeventiger jaren werd ontdekt. Later zag ik een keer een artikel erover in de National Geographic en de laatste keer dat ik er iets over zag was liggend in de stoel bij de tandarts op het beeldscherm boven mij, waarmee hij mij trachtte af te leiden van alle gedoe diep in mijn mondholte. Het sprak mij geweldig tot de verbeelding en toen ik van Ben en Ingrid, die met hun Blabber ook aan het cruisen zijn, hoorde dat we in de buurt van de Ciudad Perdida zouden komen en dat zij die hike wilden gaan maken, was het voor mij snel duidelijk dat ik dat ook moest doen.
En toen begon de klim. Het ging stijl omhoog over behoorlijk lastige ondergrond. Ik ging kapot. Ik was op een gegeven ogenblik zo apathisch dat ik rustig stil bleef staan, toen een muilezel, die mij net had ingehaald, een meter voor mij stopte en begon te mesten. Ik stond gebiologeerd te kijken hoe hij beviel van wel tien gezonde bollen vijgen, die vlak voor mijn voeten op de grond stuiterden. Gelukkig moest ik door dit tafereel om mijzelf lachen en kreeg ik een soort van tweede adem. Daarbij kreeg ik belangrijke steun van sportleraar Markus, die mij het advies gaf niet steeds te stoppen om op adem te komen, maar kost wat kost gewoon met hele kleine, desnoods halve stapjes, verder te gaan. Dan zou ik mijn circulatie niet iedere keer in verwarring brengen. Het bleek een uitstekend en erg waardevol advies. Juan, de gids in opleiding die met ons meeliep, had inmiddels mijn rugzak overgenomen. Die lastenverlichting bleek ook heel erg plezierig.
Helaas was er geen plaats voor ons in het eerste kleine kamp waar we met de laatste restjes daglicht voorbij kwamen. We moesten nog ruim een uur en twee kampementen verder. Het werd donker en mijn koplamp zat natuurlijk in mijn rugzak. Miguel bleef bij mij. Eerst was het maanlicht voldoende, maar toen kwamen we weer tussen de bomen, zodat we op het zaklampje van Miguel moesten vertrouwen. Het stijgen ging in inmiddels best wel goed. Nu waren het een paar echt slechte stukken steile afdaling die het leven lastig maakte. Miguel en ik kwamen zonder schade bij het volgende kampement, waar Juan met mijn rugzak stond, zodat ik met mijn eigen koplamp op het laatste half uur door kon worstelen.
Toen we uiteindelijk bij onze overnachtingsplaats aankwamen was daar het typische jeugdherberg gevecht om de beste hangmatten al geruime tijd bezig. Het kampement was overboekt. Dit is de drukste week van het jaar en waarschijnlijk zelfs de piekdag. Uiteindelijk bleek er toch voor iedereen een plekje te zijn en kon ik in de rij voor de douche. Heerlijk zoals het ijskoude water me weer bij de les bracht. De komende dagen zouden minder zwaar moeten worden.

4 januari 2015

Dat de tweede dag minder zwaar zou zijn, was wat mij betreft een illusie. Na een fors ontbijt klommen we naar het hoogste punt van de tocht en daalden weer af naar het niveau van vertrek op deze tweede dag. Aan dat ontbijt werd er gevraagd of ik goed geslapen had in mijn hangmat. Wat een vraag. Ik was gewoon gaan liggen en het licht in mijn hoofd was uitgegaan. Wel had ik voor het slapengaan nog een paar Paracetamollen geslikt en die hadden er waarschijnlijk voor gezorgd, dat ik niet al te stijf aan deze dag begon.
Het klauteren naar boven was eindeloos. Netto is het ongeveer 500 meter naar boven, maar ik denk, dat daar in werkelijkheid nog wel de helft bij kwam. De afdaling ging eigenlijk vrijwel alleen naar beneden. Een afdaling die ik op dag vijf weer zou moeten beklimmen. De gedachte daar aan vervulde mij op dat moment al met afgrijzen. Donders, die dag vijf zal me wat worden.
Het hiken valt me zo zwaar, dat ik natuurlijk veel te weinig van de prachtige omgeving waar ik me doorheen worstel in mij opneem. Ik maak nauwelijks foto’s, maar neem me voor om dat op de terugweg te doen. Kort na aankomst in het tweede kamp wordt de lunch geserveerd. Een geweldige berg goed voer, dat ik niet helemaal op krijg. Ik besluit om na de lunch eerst een dutje te doen en daarna pas aan mijn dagboek te gaan werken. Vandaar, dat ik dit pas op de vijfde heb opgeschreven. Ik liet me in mijn hangmat zakken en was ruim twee uur helemaal van de wereld. Kort na die middagdut werd het avondeten geserveerd en weer niet al te lang daarna lag ik weer in bed. Eerst nog even met een boek onder de klamboe, vrij van muggen en andere stekebeesten, maar ook dat duurde niet al te lang. Wat kan een mens lekker slapen.
De dag was geestig begonnen. De dochter van het Colombiaanse gezin was aan het einde van de eerste dag al opgevallen. In het eerste kamp waren drie douches voor ongeveer zestig (?) mensen. In de tijd dat de twee buitenste douches ieder door drie mensen werden benut was dit spook net klaar en ging de deur van haar douche open. Toen moest ze natuurlijk haar schoenen nog aan doen. Die had ze met de veters dicht uitgetrapt, dus begon het ritueel met het open prutsen van de veters. Daarbij stond ze op haar blote voeten en natuurlijk is de gehele omgeving van de douche een groot water en modderfestijn en is het niet echt mogelijk de voeten droog te houden en de schoenen over schone voeten aan te krijgen.
Toen hoorde ik het voor het eerst: mÁmaAAaaaa. Luid snerpte de noodkreet door het kampement. Mijn Spaanse audio lessen leggen nogal veel nadruk op het belang van de juiste klemtoon in het Spaans. Mama heeft het accent op de eerste A, maar dat was voor het wicht onvoldoende, dus de tweede A werd lang uitgetrokken en kreeg dan middenin toch wat extra. MÁmaAAaaaa was in geen velden of wegen te bekennen, maar na de tweede uithaal kwam ze vanuit de slaapzaal hard aanrennen. Het trutje deed ondertussen helemaal niets en wachtte tot mÁmaAAaaaa er was om haar te ondersteunen. Enige kortaffe commentaren en nonono’s later liep ze zonder dankje uit de deurpost van de middelste douche weg, zodat die ook weer in gebruik genomen kon worden.
Onze groep stond in de ochtend om half acht klaar om te vertrekken, maar de nuf riep ‘mÁmaAAaaaa’, omdat zij nog niet klaar was. Ze was nog bezig om haar billenlange haren te borstelen en mÁmaAAaaaa moest Miguel er maar even van overtuigen, dat de karavaan nog niet in beweging gezet mocht worden. Die trok zijn schouders op en vertrok. Het wicht schreeuwde ‘mÁmaAAaaaa no!’ en dat leidde er toe, dat mama de rugzak van het schatje voor zich hing, zodat de dochter al borstelend aan de etappe kon beginnen. Ze zal daarbij wel tot honderd hebben proberen te tellen.

5 januari 2015

Ook de tweede nacht in de hangmat heb ik goed geslapen, al werd ik dit keer vroeg wakker, omdat ik het koud had. De hangmat is natuurlijk maar een enkele laag stof en biedt nauwelijks isolatie. Ik had een deken onder mij moeten leggen of, beter nog, een slaapzak mee moeten nemen.
Vrijwel de gehele route ligt langs een rivier en dat geldt zeker voor de kampementen. De soms ruisende, dan weer bruisende en af en toe zelfs brullende rivier overstemt vrijwel voortdurend andere geluiden van de natuur en heeft natuurlijk ook gevolgen voor mijn nachtrust. Als ik ’s nachts even wakker wordt dan stimuleert het geluid mijn blaas en ik wordt uitermate handig in het in- en uitklauteren van mijn hangmat.
We gaan er vandaag vroeg op uit, want de meesten gaan vanmiddag meteen door naar de Ciudad Perdida; ik gelukkig niet. Er zitten weer heel wat stukken bij waar flink geklommen moet worden, maar met het recept van Markus kom ik er goed doorheen. Soms stopt mijn lichaam mij, maar dan denk ik aan zijn woorden. Mijn geest zet mij dan meteen weer in beweging. Als het stijl is, dan is dat misschien niet eens voetje voor voetje, maar een halve voet per keer. Het is verrassend om te zien hoe goed je daarmee toch vooruit komt. Uiteindelijk neemt het lichaam het ritme weer over en zodra het gaat worden de passen geleidelijk weer langer. De kunst is de balans tussen het lichaam en de geest te vinden, zodat de gang er in blijft.
Ik geniet op die manier bij alle afzien best wel van de reis, maar het is het doel wat me overeind houdt. Vooral bij de lastige passages is dat belangrijk. Het grote doel, de Ciudad Perdida, is dan te ver weg en ik neem dan een realistischer doel in het hoofd. Ik kies de route die mij daar ongeveer naartoe zal brengen en dan kijk ik binnen die route steeds ongeveer drie tot vier stappen vooruit. Om de drie of vier stappen controleer ik dan of de route inderdaad tot het gewenste doel zal leiden. Tot nu toe heeft dat goed gewerkt en ben ik nog niet geslipt of gestruikeld en heb ik nog geen natte voeten gehaald. Het bereiken van zo’n tussendoel is dan iedere keer weer leuk.
Er wordt wel eens gepraat over het belang van de reis ten opzichte van het bereiken van het doel. Ik vind dat altijd een beetje gezeur en vind dat het in zijn consequentie kan leiden tot doelloos ronddolen. Dat kan een mooie invulling van je vrije tijd zijn, een mooie ontspanning, maar een doel geeft je een koers en een maatstaf. Een mens kan voor zichzelf realistische haalbare doelen stellen. Hoe ambitieus die doelen zijn hangt af van het karakter en de ambitie van het individu. Mijn doel hier is het bereiken van de Ciudad Perdida. Dat is lastig, want de terugweg komt ook. Misschien is het een goed doel om daar meer van te genieten dan van de heenreis, maar dat rotstuk op dag vijf zal dat moeilijk maken. Voor veel van de backpackers en hikers die ik om me heen zie is het doel het afvinken van deze hike van hun bucket list. Het staat in het rijtje van de Kilimanjaro, Machu Picchu en nog wat van dat soort bestemmingen. Je merkt aan de tafelgesprekken en bij de borrel dat ze hier heel anders mee bezig zijn dan ik.
Gisterenavond kwam er een lokale Indiaan, een Sjamaan, over zijn volk en hun cultuur vertellen. De instructies vooraf waren duidelijk. Hij spreekt en wij luisteren. Geen onderbrekingen en geen onderlinge gesprekken, want dan staat hij op en vertrekt hij. Ik kon het maar ternauwernood volgen, want er was geen tolk. Hij sprak wel langzaam Spaans, het is voor hem ook een vreemde taal, en met relatief eenvoudige woorden, zodat ik denk, dat ik het meeste toch wel goed heb kunnen begrijpen.
Hij kauwde op coca bladeren en in zijn hand had hij een kalebas met een stok erin. In de kalebas zit kalk en met de stok pakt hij daar wat van en vermengd dat met zijn speeksel. Dat wrijft hij dan tegen een stuk aan de bovenkant van de kalebas. Het wat en hoe hiervan is mij in het geheel niet duidelijk en ik moet daarvoor Google of Wikipedia raadplegen, maar dat kan pas weer als ik terug ben in de bewoonde wereld. Daar waar we de eerste dag nog elektriciteit hadden, zijn we vanaf het tweede kampement geheel aangewezen op de natuur. We eten bij kaarslicht en er wordt gekookt op houtvuren. Er is geen internet, geen GSM, geen computer; niets van dat al. De Indianen willen daar niets van weten.
De man legt uit, dat de coca een belangrijk onderdeel is van het spirituele leven van de Indiaan, waarbij soms 10-12 uur per dag wordt besteed aan mediteren. Voor ons is het onbegrijpelijk, dat het gebruik van drugs, die bij ons strafbaar zijn, zo geïntegreerd kunnen zijn in het dagelijkse leven.
Hun leefwijze lijkt niet op die van ons. Zij zullen ’s nachts geen seks hebben en doen dat ook niet in huis. De kinderen die daardoor verwekt zouden kunnen worden zullen mogelijk blind geboren worden. De Indianen bedrijven de liefde overdag in de vrije natuur. Er werd nog veel meer verteld over het Indiaanse leven, maar ik kreeg daar toch te weinig van mee om daar gedetailleerd verslag van te doen. Duidelijk is, dat hun leefwijze geheel anders is dan de onze. De Sjamanen krijgen hun opleiding wel deels in de grote buitenwereld, maar komen dan weer terug. Ook gewone Indianen gaan soms naar de stad op zoek naar een ander leven, maar velen van hen keren dan teleurgesteld in de westerse wereld terug naar de stam.
De taalbarrière is ook de rest van de dag wel vervelend. De Colombiaanse familie claimt Miguel voortdurend. Hij vertelt hen heel veel, maar op een tempo en met zoveel woorden, dat ik het bijna niet kan volgen. Miguel is bovendien niet handig in het communiceren met buitenlanders. Hij denkt dat hij meer moet praten in de hoop dat ik er dan toch iets van mee krijg. Als ik dan in redelijk goed Spaans vraag om langzamer en met minder en eenvoudiger woorden te spreken – een zin die ik echt goed beheers – merk ik, dat hij allang heeft afgeschakeld als ik mij in zijn taal probeer uit te drukken. Hij heeft van te voren opgegeven dat er uit mijn mond iets verstaanbaars kan komen.
Hij vertelt heel veel aan de Colombiaanse familie. Het is eigenlijk een continue woordenstroom. Ik pik daar stukjes uit en probeer die dan met Miguel of met andere hikers verder uit te diepen. Een belangrijk thema dat ik zo ter ore kreeg was het verhaal, dat de Indianen duizenden hectaren controleren, die een grote waarde vertegenwoordigen. De regering snoept dan ook regelmatig stukken van hun gebied af. Niet direct in de vallei waar wij nu zijn, maar wel in de omliggende gebieden. De Indianen die daar wonen, worden dan verplicht om te verkassen. Ze gaan of naar de stad of naar de vallei van de buren. Dat is zorgwekkend, want de extensieve leefwijze, die is gebaseerd op een dak boven het hoofd, voldoende voedsel en verder veel spiritualiteit, vereist een grote oppervlakte. Een hogere bevolkingsdichtheid is een bedreiging.
Los van de migratie groeit de Indiaanse bevolking door verbeterde gezondheidzorg. Er is een kliniek in de nederzetting. Bovendien keren veel Indianen – teleurgesteld door het leven in de stad – terug naar hun stam en hun oude leefwijze. Dit levert spanning op tussen staat en stam. De staat vindt, dat Colombia hen toebehoort en maakt de belangen van dit unieke volk ondergeschikt aan de typische economisch gedreven jacht op welvaart; the Pursuit of Wealth. Van die Pursuit of Wealth profiteert uiteindelijk maar een enkeling, terwijl de stam een veel kleiner verschil in leefomstandigheden kent dan in onze maatschappij. De Indianen erkennen het belang van een spirituele leefwijze, die door de staat als achterlijk wordt gekenschetst en ondergeschikt aan het economisch gedreven model. Dat past bij de denkwijze van de kapitalistisch gedreven wereld, maar dat betekent niet dat die gelijk heeft. Er bestaat waarschijnlijk gewoon ook een ander gelijk, een gelijk dat door het dominante systeem als bedreigend wordt gezien. Dat gaat er daarom desnoods met militair geweld tegenaan.
Dat leidt natuurlijk tot verzet, maar de Indianen hebben niet de middelen en de mogelijkheden om effectieve weerstand te organiseren. Ze hebben een partner nodig en vinden er een in de uitermate vermogende wereld die door de westerse maatschappijen zelf in het zadel is geholpen: de drugswereld. Zij financieren en bemannen de guerrilla macht die veel onrust heeft veroorzaakt en nog veroorzaakt in Colombia. Zo wordt een bevolking die het gebruik van drugs op een voor hen zinnige wijze in hun maatschappij heeft geïntegreerd geholpen door de mensen die profiteren van een maatschappij die het gebruik van drugs heeft gecriminaliseerd; blind voor de omvang van het onverminderd bestaande gebruik in die maatschappij.
Het is cynisch, maar dezelfde overheden die de Indianen in hun voortbestaan bedreigen, maken de strijd tegen die bedreiging mogelijk door hun drugsbeleid. Zij schilderen de guerrilla strijd af als verderfelijk, maar die wordt veroorzaakt door de even verderfelijke aanspraak van op het gelijk van ons economisch systeem. Dat systeem is verderfelijk als het andersdenkenden het recht op hun vrijheid ontneemt teneinde het eigen systeem te kunnen blijven voeden.
Er is geen vraag ten aanzien van de duurzaamheid van de levensstijl van de Indianen, terwijl we langzamerhand toch op zijn minst gerede twijfels mogen hebben bij de duurzaamheid van het kapitalisme dat inmiddels – onder welke noemer ook – vrijwel de gehele wereld in haar greep heeft.

6 januari 2105; de Ciudad Perdida

Ik zit in de Ciudad Perdida in een van de huizen buiten de hoofdstroom. Het is negen uur in de ochtend. We zijn vanmorgen om zes uur op pad gegaan. Ik was Markus onderweg nog een keer tegengekomen. Zij waren toen net terug van de Ciudad Perdida en hij kwam van de oever, waar ik met moeite vanaf was geklauterd, naar mij toe hollen, terwijl ik mijn voeten in de rivier zat af te koelen. Het verschil in beweeglijkheid is immens. Markus vertelde mij, hoe ik de 1400 treden naar de oude stad moest beklimmen en afdalen. Zijdelings is het grote geheim. Hij deed het nog voor op een paar stenen en ik deed het na. Het was weer geweldig en dit keer deed ik op weg naar boven nauwelijks onder voor een heleboel andere klauteraars. Het was natuurlijk wel weer zwaar, maar zwaar went.
We begonnen met een wandel- en klauterpartij langs de rivier. Dan de schoenen uit en door de rivier. Daar begint de trap naar de Verloren Stad. Op weg naar boven dringt het tot mij door. Het aanleggen van deze trap kan eigenlijk alleen maar slavenwerk geweest zijn. Er is geen sprake van geavanceerde machines en technieken, maar het is bikken en beitelen en er passende stenen naartoe sjouwen. Na 1400 treden, dat is geloof ik 3,5 Domtoren, kom je bij het eerste huis, althans het fundament ervan. Het zal de poortwachter wel geweest zijn. We lopen driemaal kloksgewijs om een cirkel en laten een gift in het centrum daarvan achter. Bij vertrek worden we geacht in omgekeerde richting weer drie rondjes te lopen en mogen we onze gift weer meenemen. Dat hoort er bij.
De Ciudad Perdida is voor de Indianen gewijde grond. Veertien dagen per jaar wordt de stad afgesloten voor toeristen, zodat hij spiritueel gereinigd kan worden. De grote stroom van toeristen is een probleem voor de regio. De toeristen vervuilen natuurlijk het leven van de lokale bevolking, maar bovendien wordt de weg naar Machete door de vele mensen en vooral de grote hoeveelheid muilezels die nodig zijn om die mensen te foerageren kapot getrapt. Het honderden jaren oude pad gaat er in korte tijd zienderogen op achteruit. Sinds de openstelling van de stad in de tachtiger jaren gaat het verval steeds sneller, naarmate de stroom toeristen groeit. Was er in het begin slechts een enkeling die de reis maakte, nu nadert het gemiddeld de duizend bezoekers per maand; zeker in het hoogseizoen. Commerciële belangen willen dat aantal maximaliseren, terwijl de Indianen het liefst een reductie zouden willen zien.
We komen steeds hoger in de stad en uiteindelijk bij de lange trap naar de ceremoniële plaats. Het is me niet helemaal duidelijk wie daar nu vereerd werden. Zijn het de geesten van de overleden voorouders of zijn het toch ook Goden. Goden die dan vereert werden verpersoonlijkt door hun aardse afgezanten. Daar zit een groot verschil tussen. Het een is respect voor de ouderen en wat zij gedaan hebben voor het volk, het andere is het verheerlijken van een elite die op de stoel van de Goden gaan zitten. Is de hogepriester onderdeel van het volk of staat hij er boven. De hedendaagse Sjamanen zijn in ieder geval onderdeel van de bevolking.
Dit soort ruïnes staan er om ons er aan te herinneren, dat alle grote beschavingen, die mogelijk werden gemaakt door de slaven en de afhankelijken (the dependents) – een groep die we tegenwoordig graag de middenstand noemen – die allen ondergeschikt waren aan de elite. Al die beschavingen, zonder een enkele uitzondering, zijn ten onder gegaan. Een duurzame beschaving kan uiteindelijk alleen gebaseerd zijn op vrije mensen, die verantwoordelijk kunnen zijn voor hun eigen bestaan binnen de gemeenschap; dienstbaar aan de gemeenschap en niet horig aan de elite.
Dit soort overwegingen spelen vrijwel voortdurend door mijn hoofd tenzij ze overstemd worden door het gevecht om verder te gaan. Veel van mijn medebezoekers ondergaan dat heel anders. Voor hen is de selfie bovenop de Ciudad Perdida belangrijk om te laten zien dat ze de trail gedaan hebben. Ik vraag toch ook maar aan Eric om met mijn camera een foto van mij te maken op deze gedenkwaardige plaats.
Ik ben onder de indruk van deze plek. Ooit gesticht door de Tairona Indianen, die uitgestorven zijn, maar meer nog van de eenvoudig levende Kogui Indianen, die het wel tot nu toe hebben kunnen overleven. Ik maak me grote zorgen over hun toekomst ten gevolge van de invloed op hun bestaan van onze maatschappij. Onze westerse maatschappij die gewetenloos verantwoordelijk is geweest voor de slavernij en de genocide van vele volken. Genocide van de Aboriginals in Australië en Nieuw Zeeland, de Indianen stammen in Noord en Zuid Amerika, de slavenhandel, de vervolging van joden en zigeuners en deze opsomming is zeker niet compleet. We spreken daar over alsof dit allemaal in ons verleden is gebeurd, maar hier worden de Kogui net zo zeer bedreigd als de bewoners van het Belo Monte gebied aan de Amazone, die zouden moeten gaan wijken voor de bouw van een hydro-elektrische dam (http://amazonwatch.org/work/belo-monte-dam). We moeten die gewetenloosheid een halt toeroepen.
We rationaliseren het aanleggen van zo’n dam in de Amazone vanwege het feit, dat het ‘slechts’ 40.000 inboorlingen betreft en vinden dat een geringe prijs voor het grote goed ten behoeve van de instandhouding van onze maatschappij. Als die behoefte aan meer, steeds meer, ooit zou afvlakken, dan zou die rationalisatie misschien, maar eigenlijk ook dan nog niet, begrijpelijk zijn. Maar die behoefte aan meer zal niet afvlakken! Die gaat door tot het allemaal op en kapot is. Als afvlakken een optie zou zijn, waarom zouden we dat nu dan niet nastreven? Als we weten dat er vroeg of laat niet meer zal zijn, waarom zouden we die genocide dan niet nu al een halt toeroepen? Waarom zouden we in de Amazone of hier in Colombia weer een volk willen beroven van hun hele eigen identiteit? Omdat ze anders leven? Omdat wij menen dat wij dat andere minderwaardig mogen vinden? Omdat we zo onzeker zijn over ons eigen gelijk, dat we de alternatieve leefwijze kapot moeten maken in plaats van die te respecteren en er van te leren?
Ik maak me hier niet voor niets zorgen over. De overheid denkt vooral aan zichzelf. Zo heeft de president van Colombia onlangs de Ciudad Perdida per helikopter laten zien aan de Franse ambassadeur. Dommer kan het niet. Ten eerste is het een belediging voor de Kogui, die hier niet van gediend zijn en die de president niet erkennen. Ten tweede mist zo’n ambassadeur de hele belevenis van deze unieke woonplaats als je de bijzondere ligging op zo’n brute manier buiten spel plaatst. Het is een typisch voorbeeld van het onvermogen van de elite om zich echt in menselijke waarden te verdiepen en er zich mee te verbinden. Zo’n president degradeert een hoogwaardige belevenis tot aapjes kijken in de dierentuin.

Na een verblijf van een kleine drie uur is de tijd aangebroken om de terugweg naar het kamp, waar we vannacht hebben geslapen weer te aanvaarden. Het afdalen van de trappen gaat dankzij de tips van Markus zonder een enkel probleem. Het gaat snel en het is het makkelijkste deel van de trip tot nu toe. We krijgen in het kamp weer een stevige lunch en beginnen meteen daarna aan de terugweg. Tussen de onvermijdelijke stukken knokken door, waarbij alleen de drang om te overleven door mijn hoofd speelt, denk ik voortdurend over de indrukken van vandaag.
Waarom zouden de Tairona Indianen hier zijn gaan wonen? Ze onderhielden banden met andere grote steden zoals Machu Picchu. Ik heb daar mijn fantasieën over. Die zijn misschien onjuist. De volkerenkundige wetenschappers hebben misschien ontdekt dat het anders is geweest, maar het had ook zo kunnen zijn als ik het bedacht heb. Laat niets in de weg staan van een goed verhaal.
Ik denk ook na over de houding van mijn medereizigers. Van het gezelschap van Eric heb ik genoten, maar ik heb me ook ongelooflijk geërgerd aan de jonge Belg, die op het hoogste punt van de Ciudad Perdida naast me stond en terwijl ik vol voldoening naar beneden keek meende mij te moeten vertellen dat dit toch helemaal niets was vergeleken met Machu Picchu. Ik heb net de hike van mijn leven gemaakt om de Ciudad te zien en zo iemand moet daar zo’n rare opmerking bij plaatsen. Hoe leuk is het om zoiets te vertellen? Waarom doen mensen zoiets? Dat soort misse gedragingen zouden we op school toch als voorbeeld kunnen nemen bij Lessen over Leven?

7 januari 2015

De vijfde dag was zoals verwacht inderdaad heel zwaar, maar zwaar went en het is, zoals ik ooit van mijn dochter heb geleerd, net als het eten van een olifant: Gewoon hapje voor hapje. Die gedachte is de afgelopen dagen meerdere keren door mijn hoofd gegaan. Ik was erg blij, dat mijn knieën en enkels het goed bleven doen. Er werden toch regelmatig mensen met ezels afgevoerd waarbij dat niet het geval was. Op de vierde dag hebben we overigens ook, zonder al te veel tranen, afscheid genomen van de Colombiaanse familie. Zij, dat moet hen dan wel nagegeven worden, zijn in de middag van dag drie, toen ik met mijn voeten in de rivier ben gaan zitten, naar de oude stad gelopen, zodat ze op dag vier in één keer naar huis terug konden. Ze zijn toen naar het einde/begin van het muilezel pad gelopen, waar ze opgestegen zijn en direct naar Machete gebracht. Vanaf dat moment hadden Eric en ik Miguel voor onszelf en dan is het toch verrassend hoeveel conversatie dan ineens mogelijk blijkt. Ik wens de Colombiaanse familie veel succes maar hoop, dat het kind door de puberteit heen toch nog wat wijsheid weet op te doen.
Ik mag bij hetzelfde kamp als na dag twee weer vrij nemen. Ik geniet daar in volstrekte luiheid van, terwijl Eric doorloopt naar Machete. Hij stuurt die avond nog een aantal foto’s op naar Hanneke, die inmiddels gedurende vijf dagen taal nog teken van mij heeft gehoord. Dat is sinds de tachtiger jaren tijdens mijn reizen naar het Verre Oosten niet meer voorgekomen en zelfs toen belden we twee keer per week. Die foto’s zijn dan ook een hele leuke verrassing voor haar.

8 januari 2015 – De laatste dag

We gaan om een uur of zeven onderweg. We zijn nog maar met zijn tweeën, Miguel en ik en we hebben absoluut geen haast. Op iedere potentiele pleisterplaats praten we met mensen en we nemen ruim de tijd voor een gesprek met een oude Sjamaan, die we tegenkomen terwijl hij op weg naar boven is. Miguel is duidelijk onder de indruk van deze in hoog aanzien staande man en dus ben ik dat ook. Hij blijkt ongeveer 65 te zijn en heeft de mond vol coca bladeren, maar ik kan hem goed volgen. Een volgende stop is in het oude huis van Miguel, waar zijn dochter tegenwoordig woont met haar dochtertjes. De dochter heeft chikungunya, de grote plaag die het hele Carribisch gebied in haar greep heeft.
We steken de rivier met groot gemak weer drie keer over en dan is het zover. We ondergaan de cultuurschok van de terugkeer in de beschaving. Harde nonsensicale Spaanse computermuziek, stinkende en knetterende motoren. Het begon hier zo mooi en het is zo schrikken om hier terug te komen.
Het was heel zwaar. Iedere dag liep ik meerdere keren tegen de grenzen van mijn mentale en fysieke vermogens aan. De dagen hadden wat mij betreft niet langer mogen zijn, maar ik heb het gehaald. Ik heb de Ciudad Perdida beleefd. Wat een prachtige ervaring.
image
De rechte streep zijn de 1400 treden.
Foto’s volgen op het volgende blog.