We hebben vandaag weer veel van Dominica gezien. We zijn bevoorrecht, dat het nichtje van Pim hier woont met haar man Hilton, die op het eiland geboren en getogen is. Zijn broer Stowe is tourguide, chauffeur en vooral groot kenner en liefhebber van het eiland. Zowel Stowe als Hilton waren er vandaag bij.
Ook als we thuis zijn wordt er natuurlijk veel over Dominica gepraat en je krijgt dan ook net even iets meer mee van het eiland dan wanneer je als normale toerist op bezoek komt. Zo wordt er ruim gediscussieerd over de bouw van het nieuwe presidentiële paleis. Dat slaat ook werkelijk helemaal nergens op. Het is misplaatste grandeur voor een eiland met net 70.000 inwoners. Het zou fout zijn de functie van de president te vergelijken met die van een burgemeester in een grote Nederlandse stad. Hij is immers eindverantwoordelijk voor het wel en wee van de bevolking. Het is het kantoor “where the buck stops”.
Het paleis wordt gefinancierd door de Chinezen, maar die financiering moet afgelost worden door de Dominicaanse belastingbetaler. Die hebben niets gehad aan de bouw van het paleis, want als de Chinezen financieren voeren ze het project ook uit, met Chinezen uit China. De kosten worden begroot op $27 miljoen.
Zo’n president zou het zich op een eiland van deze omvang kunnen permitteren zich als man van het volk te gedragen en dat zou hem veel respect opleveren. Door zich in zo’n paleis te vestigen laat hij zien, dat hij zich wil onderscheiden van het arme volk; laat hij zien dat hij liever afstand neemt van dat volk. Dat gaat hem (of haar) in het buitenland echter geen respect opleveren. Het laat slechts zien, dat hij (of zij) te koop is, dat hij bereid is zich te laten gebruiken.
Dominica werd in eerste instantie gesteund door Taiwan en later door Japan, die daarmee de stem van Dominica wist te kopen in een poging de internationale walvisverdragen naar de hand te zetten. Bij dat soort verdragen heeft ieder land een gelijke stem, ongeacht de grootte van het land of het rechtstreekse belang bij bijvoorbeeld die walvisvangst. Gek genoeg heeft Dominica eigenlijk wel belang bij het wel en wee van de walvis, want ‘whale watching’ is een belangrijke onderdeel van de toeristen industrie. Met het Japanse geld zijn logistieke projecten, zoals een haven en wegen, uitgevoerd. Met het Chinese geld een paleis en een stadion (voor cricket, maar het kan ook gebruikt worden om te voetballen); brood en spelen voor het volk.
Maar goed, genoeg ergernis over de politieke inspanningen om dit paradijsje op aarde in te zetten voor persoonlijk gewin en pronkzucht. Dat zullen we in de toekomst bij andere eilanden niet aan toe komen, maar dit keer zaten we er dicht bovenop.
Dominica is een eiland dat miljoenen jaren geleden uit de zeebodem is ontstaan door vulkanische activiteit. Dat betekent dat het een hele eigen flora en fauna heeft. 3000 jaar voor het begin van onze jaartelling vestigden zich indianen uit Noord Amerika op de eilanden. Enkele duizenden jaren later werden die overvallen door een andere indianenstam, die de mannelijke leden van de oorspronkelijke bewoners uitmoordden en zich verlustigden aan hun vrouwen. Dat is de basis van de huidige Carib Indians, die alleen op Dominica nog in stamverband leven.
De Caribs willen eigenlijk geen Caribs meer genoemd worden, maar Kalinago people. Dat komt, omdat de naam Carib Indians besmet is geraakt sinds Columbus, met zijn wat oppervlakkige antropologische observaties, hen omschreef als ‘cannibali’. Hij had dat opgemaakt uit de manden met botten die de Caribs in hun huis hadden staan. Hij dacht, dat de Caribs die botten hadden afgekloven, maar volgens de Kalinago overlevering lag dat net even iets anders. De Caribs begroeven hun doden en lieten die geruime tijd in de grond liggen. Zodra het vlees verteerd was, groeven ze de botten weer op en bewaarden die in manden, zodat hun familiegeschiedenis op die manier bewaard kon blijven en er over verhaald kon worden.
We begonnen onze rondgang over het eiland met een korte stop op het strand aan de Atlantische kant. Daar zagen we een verschijnsel wat we geen van allen eerder gezien hadden, maar wat we ridgeback golven hebben genoemd. Een golf slaat op het strand en stroomt dan terug onder een hoek van een graad of twintig met de aankomende golven. Die terugstromende golf komt dan in contact met de net brekende aankomende golf en op het punt waar ze elkaar dan snijden spat het water extra hoog op. Dat snijpunt bewoog zich daar snel van links naar rechts, zodat het extra hoog opspattende water een schuimkraag van links naar rechts, bijna haaks op de branding, vormde; heel apart.
Vervolgens gingen we omhoog in het gebied waar de Caribs wonen. Ze wonen niet in een dorp. Het is meer een agrarische gemeenschap, die zich uitstrekt over een relatief groot gebied zonder een centrum. Alle woningen hebben wat grond waar van alles op verbouwd wordt. Een deel voor het eigen onderhoud en een deel voor de markt. Ze maken ook nog ‘dug-out’ kano’s van de stam van de gum tree.
Die stam wordt uitgehold en vervolgens met water en stenen gevuld en van onder met vuur verhit. Daardoor wordt het hout zacht, zonder dat het verbrandt, waardoor de vorm kan worden aangepast.
De Carib kinderen gaan in de dorpen in de buurt en later in de stad naar de school en, daar waar andere Dominicanen een aantal jaren geleden niet in de Carib gemeenschap durfden te komen, integreren ze steeds meer in de grotere Dominicaanse gemeenschap, zodat ze als echte stam mettertijd wel zullen verdwijnen.
We gingen lunchen in een typisch indiaans restaurant, waar we kip of vlees aten op een bord met alle groenten en koolhydraten die op het eiland normaal gegeten worden. De rijst en de linze worden geïmporteerd, maar de gebakken (speciale) banaan, de broodvrucht en de twee andere volstrekt onbekende aardappelachtigen zijn lokaal en lekker.
Passionfruitjuice is onze favoriet.
Mooie verzameling flessen met dubieuze inhoud.
Het uitzicht is ook fantastisch.
Vervolgens gingen we naar Emerald Pool, een prachtige waterval in het tropische regenwoud. Toen Pim daar 12 jaar geleden naartoe ging, was dat echt nog een klautertocht op een glad pad door de jungle. Het is nu nog steeds niet rolstoelvriendelijk, maar het is wel een comfortabele wandeling. Het maakt de omgeving waardoor je loopt niet minder indrukwekkend.
Van Emerald Pool gingen we naar Trafalgar, waar twee watervallen op een kleine 100 meter van elkaar naar beneden storten. Ze ontwateren allebei een verschillende gebied, maar liggen toch zo dicht bij elkaar. De linker heet de ‘father’ en de rechter de ‘mother’. Het is erg indrukwekkend.
Het laatste programma punt van de dag was een kort bezoek aan de ‘sulfersprings’, waar het rook als een cellulose fabriek in de 70’er jaren. Dit zijn de laatste resten van vulkanische activiteit op het eiland, net zoals het boiling lake. Dat meer zullen we helaas niet gaan bezoeken. Het is een indrukwekkende hike van een uur of tien en dat zit er voor ons gezelschap dit keer niet in.
Recent Comments