Arrival in Isla de la Juventud – Aankomst in Isla de la Juventud

28 januari 21:46

Arrival in Isla de la Juventud

We couldn’t leave Maria la Gorda at 8 o’clock on Saturday morning as we had
to clear out with the Guarda, who agreed to help us at 8 o’clock. When
Hanneke and Steve arrived there exactly at the agreed time, the man
obviously was still asleep in his little cabin that doubled as his office.
We managed eventually to hoist the anchor at nine o’clock, resigned to a day
of motoring as there was only a very fluky 4 knots of wind at most. We set
out without having a clear idea where we would be going. We would have loved
to go to the Laguna de Cortes on the west side of the Golfo de Batabano, but
had to decide to skip that as we most likely would not be able to get in.
That basically made us decide not to sail through the Golfo de Batabano on
our way to Isla de la Juventud, but to stay on the south side of the Cayos
de San Felipe. The weather forecast indicated light winds from the north
east and the weather appeared to be stable; making this a viable option. The
south side of the keys is completely open to the south on what is basically
the Caribbean Sea and can get very unpleasant if the seas would come from
that direction. Virtually all the passages in between this particular string
of islands that connect the Golfo with the open sea are shallow and we
wouldn’t be able to run for cover on the north side. All this was not
expected so we felt happy to commit to this route. It would not be possible
to reach the islands by day light and we therefore had to find an
intermediate stop. Calder’s guide suggested that in this type of conditions
La Furnia, just to the west of Cabo Frances, should be a decent anchorage,
although he hadn’t been there himself.
We headed there and found it to be a pleasant stop under these conditions,
but really only when the winds are east to north east and the seas are calm.
The holding depends on the ability or the luck of being able to place your
anchor in one of the thin sandy patches, as otherwise it will land on rock
or grass. Emma Louise’s Rocna anchor dug in nicely, whereas our heavy Delta
refused to do so. With enough chain it held us in place for the night
nonetheless.
La Furnia must be a good fishing ground. Steve caught a large fish on his
way there and cut it in half. We sailed by Emma Louise with the boat hook
extended and he kindly hung our half on it in a plastic bag. It tasted
really very nice, but before preparing it we watched with total amazement
and admiration the fishing antics of the locals. One guy, seated on what
looked like a large tractor tyre, paddled himself around whilst fishing with
nothing more than a line and a hook, straight from his hand. Another guy did
the same, but seated on a large lump of Styrofoam. two other guys actually
had the luxury of a small rowing boat. The pictures to support this story
will be placed at some time in the future.
The Sunday brought yet again a day’s motoring, but with the prospect of a
great day’s sailing towards the following day. We motored to Cayo Real, the
first island of the Cayos de San Felipe, where we arrived early and where we
enjoyed the afternoon reading and swimming until a guy in a row boat came
telling us, that we were in the middle of the main shipping lane past the
island (Not. We were anchored against two barely submerged bits of reef) and
he told us to anchor further in shore. You don’t argue with authority here,
especially if your language skills are not up to it, so we obliged.
The following morning dawned indeed with all the great promise of a splendid
day. The wind was around 10 knots for most of the day and we steered 35 – 40
degrees of the apparent wind. Nelly Rose loves those conditions and easily
gave us 7,5 knots allowing us to leave Emma Louise for dust. They have a lot
more storage space and creature comforts, but days like today confirm to us
that we made the right choice when we chose our type of boat. We arrived in
the Marina Siguanea three hours before Emma Louise, who did have to tack to
make it here. It’s not a race, mind you; it really isn’t. It’s just the
effortless passage making that Nelly Rose gives us. We love it and we don’t
really miss the creature comforts all that much.
Marina Siguena unfortunately isn’t what we hoped it would be. We knew, that
it would be highly unlikely that we could make it into the marina, that has
shoaled at the bar to probably 1.50 meters. We would need at least 2,1
meters. The disappointment is much more that we are not allowed to leave
here and anchor a mile further north where there is a resort hotel for
divers. We can only bring the dinghy ashore in the marina. Nowhere else. The
Guarda is hanging on to our Despacho as long as we are in his area. We can’t
find out if he is just being difficult or under strict orders from the
military that seem to have a large presence in the area.
The man was trying to be helpful and he brought in a friend to translate,
expecting or fearing our lack of fluency in Spanish. We don’t quite know
what the friend did, apart from repeating, by and large in Spanish, what the
guy from the Guarda said. He did however speak slower, using less and
sometime different and simpler words, so that we ended up understanding each
other more or less, but not managing to convince the authorities that we had
other plans. We wanted to follow Nigel Calder’s suggestion to rent a car in
the resort and discover the island from there. Unfortunately that wasn’t
possible. The resort said that the car rental is in Nueva Gerona, so that’s
where we will head tomorrow. Calder writes, that we are not always allowed
in there. We’re ready to be surprised.

Aankomst in Isla de la Juventud

We konden zaterdagmorgen niet al om 8 uur weg, omdat we niet voor acht uur
konden uitklaren. Toen Hanneke en Steve stipt om 8 uur bij het kantoor, dat
ook dienst deed als de slaapkamer, aankwamen, lag de beambte nog in bed en
moesten ze even wachten. We gingen uiteindelijk om 9 uur anker op voor een
dagje varen op de motor, want de wind was variabel en nooit meer dan een
knoop of vier. We vertrokken zonder een duidelijk idee over onze bestemming
die dag. We zouden heel graag naar de Laguna de Cortés aan de westkant van
de Golfo de Batabano zijn gegaan, maar we durfden dat niet aan, omdat we
waarschijnlijk te diep steken om de laguna in te komen. Als een gevolg van
dat besluit, besloten we meteen om niet door de Golfo de Batabano te varen
op weg naar Isla de la Juventud, maar om zuidelijk van de Cayos de San
Felipe te blijven. Het weerbericht voorzag in stabiel licht weer voor de
komende dagen met wind uit het noord oosten, waardoor dit een haalbare optie
was. De zuidkust van de keys is volledig onbeschermd naar het zuiden,naar de
Caribische Zee en kan heel onplezierig worden, als wind en golven van die
kant komen. Vrijwel alle passages die tussen deze rij eilanden liggen en die
de Golfo met de open zee verbinden zijn verzilt en hebben daardoor
onvoldoende diepgang om bij opkomend slecht weer naar de bescherming van de
noordkant te komen. Dat werd allemaal niet verwacht en we aarzelden dan ook
niet om voor deze route te kiezen. Het zou echter niet mogelijk zijn om de
eilanden bij daglicht te bereiken en we moesten dan ook een tussenstop
maken. Daar komt eigenlijk maar één plaats voor in aanmerking en dat is La
Furnía, net ten westen van de Cabo Francés. Volgens Calder zou dit een
redelijke ankerplaats zijn bij de juiste condities en dat bleek te kloppen.
Het kan echt alleen als de wind uit noord oost tot oost komt en de zee kalm
is. De bodem is niet ideaal om te ankeren en veel hangt af van je
vaardigheid of je mazzel om het anker op een van de kleine zandplekken te
laten zakken. Daarnaast is rots of gras. Het Rocna anker van Emma Louise
groef zich keurig in een klein zandplaatje, terwijl onze zware Delta er
bovenop bleef liggen (het laagje zand is heel dun). Het maakte niet veel
verschil, want we zetten gewoon een heleboel ketting en bleven daarmee de
hele nacht keurig op onze plaats liggen.
La Furnía moet een heel goed plekje zijn om te vissen. Steve ving een forse
vis op weg daar naartoe en sneed die doormidden. Wij voeren langs de Emma
Louise met een uitgestoken bootshaak, waar Steve onze portie in een plastic
zak aan hing. Het was een heerlijk visje, maar voordat we er aan toe kwamen
om het te bereiden, keken wij vol verwondering en met bewondering naar de
capriolen van de vissende lokale bevolking. Eén man zat in een grote tractor
band en peddelde zichzelf met zijn voeten voorwaarts, terwijl hij met enkel
een lijn en een haak vanuit de vrije hand aan het vissen was. Een andere man
deed hetzelfde, gezeten op een groot blok piepschuim. Twee andere mannen
genoten van de luxe van een heuse roeiboot. De foto’s bij dit verhaal zullen
te zijner tijd zeker verschijnen.
Zondag werd weer een dagje motoren, maar dit keer met de volgende dag als
ideale zeildag in het vooruitzicht. We motorden naar Cayo Real, het eerste
eiland van de Cayos de San Felipe, waar we vroeg aankwamen en genoten van
een heerlijke rustige middag met een boek en wat zwemmen, totdat een of
andere man ons kwam vertellen, dat we moesten gaan verliggen, omdat we
midden
in de vaargeul langs het eiland zouden liggen. (Nonsens, we lagen naast twee
bijna eilandjes van nauwelijks onder water liggende stukken rif.) We moesten
dichter bij de kust gaan liggen. Je gaat hier niet in discussie met de
autoriteiten, zeker niet als je taalvaardigheden daar onvoldoende voor zijn,
en we voldeden aan ‘s mans wensen.
De volgende ochtend bracht inderdaad de verwachte prachtige dag. De wind was
gedurende vrijwel de gehele dag ongeveer tien knoop en we stuurden 35-40
graden van de schijnbare wind. Nelly Rose geniet van dat soort condities en
sneed met zeven en een halve knoop door het vlakke water, zodat we Emma
Louise snel op de horizon achter ons zagen verdwijnen. Zij hebben veel meer
opslagruimte en luxe aan boord, maar het zijn dagen zoals deze, die ons keer
op keer weer bevestigen dat wij – voor ons – de juiste keuze hebben gemaakt,
toen wij voor ons type schip kozen. We kwamen drie uur voor Emma Louise aan,
ook omdat zij nog een slag hadden moeten maken om hier te kunnen komen. Het
is echt geen wedstrijd; echt niet. Het is gewoon genieten van de moeiteloze
manier waarop wij met de Nelly Rose dit soort dagen varen. Wij houden
daarvan en missen de extra luxe niet.
Marina Siguena is helaas niet wat we ervan verwacht hadden. We wisten dat
het onwaarschijnlijk was, dat we de marina in zouden kunnen varen, omdat de
drempel voor de ingang tot 1.50 meter verzilt is. Wij zouden minstens 2.10
meter nodig hebben. Wat we niet wisten, is dat we alleen hier in de marina
met de dinghy aan land mogen en niet bij het hotel twee kilometer verderop.
De Guarda houdt onze despacho vast, totdat we zijn gebied weer verlaten. We
komen er niet achter of de man gewoon moeilijk doet of handelt volgens
strikte orders van de militairen, die hier een oefenterrein hebben.
De man probeerde ook behulpzaam te zijn en had een vriend meegenomen om te
vertalen, vanuit de verwachting of de angst, dat wij geen Spaans zouden
spreken. We weten nog steeds niet wat het werkelijke nut van de
desbetreffende vriend was, want eigenlijk deed hij niet veel meer dan het
herhalen van hetgeen de Guarda zei, vrijwel uitsluitend in het Spaans. Hij
sprak wel langzamer en gebruikte daarbij minder en soms misschien
eenvoudiger woorden, zodat we elkaar allemaal wel min of meer begrepen, maar
we slaagden er via hem in ieder geval ook niet in om de autoriteit er van te
overtuigen, dat we eigenlijk hele andere plannen hadden. We wilden eigenlijk
Calders suggestie volgen en een auto huren in het resort om daarmee het
eiland te gaan bezichtigen. Ook dat bleek niet mogelijk. We belden het
resort, en hoorden dat we alleen in Nueva Gerona een auto kunnen huren. Daar
gaan we morgen dan maar naartoe. Calder schrijft, dat we daar niet altijd
binnengelaten zullen worden. We laten ons graag verrassen.

Comments { 0 }

Our most western position thus far. Onze meest westelijke positie tot nu toe.

25 januari 2014 16:59

Our most western position thus far.

We left Marina Hemingway a week ago, maybe at the time still with mixed
feelings whether it was the right thing to do. You’re rarely ready
discovering a spot, certainly something as rich as La Havana. Hanneke and I
would normally hoist our sails and sail the 300 miles to our first
destination, the Golfo de Batabano, with probably two nights at sea. On the
day of our arrival we would be knackered, but we would be where we wanted to
be. This trip showed us clearly that what you normally do is not necessarily
the best. Being a creature of habit may take away a lot of the fun on offer.
Sheryl and Steve don’t like to do short overnights, because they don’t like
the day that they spend recovering. We agreed to follow their lead and as a
consequence we have been making the journey in daily instalments of about 40
miles, stopping along the way in beautiful quiet and secluded spots. The day
sailing was really nice and very relaxed each and every day, although you
have to be careful with your navigation in and out of the reef as well as
when sailing behind the reef. Some nights we stayed on board of our own
boat, and some nights we joined each other for dinner. Last night we
celebrated having reached the south shore in Maria La Gorda, where we
arrived from Los Morros.
In Los Morros Hanneke and I actually went alongside the dock there. In
contrast to what was written in the ‘A Cruising Guide to Cuba (Agirre and
Virgintino; 2013)’ there is plenty of water, at least on the west side of
the dock, to come alongside. We had 3.5 meters under the boat and more than
enough room to come around, so that we could moor with the bow into the
wind and the waves. That is the good news, but the bad news is, that the
position is untenable in anything but the mildest seas. The dock is pointing
directly to the north and offers no protection from any weather influences.
There are huge black fenders mounted alongside, so any fishing trawler or
similar might be OK in some of the conditions, but not our precious Nelly
Rose. We spoke to the Guarda, who was not interested in our paperwork after
we told them of our plans, and then hastily retreated to a nice anchorage in
3 meters of water south of the Ensenada Bolondron, there is not enough water
inside, that gave us plenty of protection against the northern winds that
were expected and would only be bad for anything from west to north-west.
For really bad weather there would be a natural canal, the Canal de Barcos,
that is very well protected with 3 – 6 meters of water and is supposedly a
bit of a hurricane hole. We didn’t have to go there as we spent a very nice
night with up to 20 knots of wind coming from the north, that didn’t bother
us at all.
From here on, I will refer to the guide mentioned above as the Cuba Guide
and to Calder’s book as such. The impression now is , that the Cuba Guide is
a hastily written superficial book, that is to be taken with a large pinch
of salt, whereas Calder’s guide, although out-dated, is well researched and
has excellent charts and navigational information. In a country that is
changing continuously, you’ll have to find your own way to a large extent
and no pilot can ever be as accurate as the ones we have been used to
sailing the south coast of England for instance.
Rounding the Cabo de San Antonio with its Roncali lighthouse was
unspectacular from a sailing perspective in a north east wind of about 15
knots. We lazily sailed behind our genoa, making enough speed. It was
spectacular for us, as the position of 85 degrees and 57,500 minutes West
was our most western position of this trip and will be for this year. Wonder
what next year will bring?
The wind being as it was we went to windward around the Punta Perpetua and
pointed just about high enough to follow the coast on our way to Punta del
Holandes. We sailed past that nicely named headland for about an hour and
then tacked onto starboard tack into the Bahia de Corrientes for about an
hour and then tacked again in the direction of Maria la Gorda. It was a rare
occasion that we sailed directly to windward and had to do some tacking. It
will however be an integral part of our journey east along Cuba’s south
coast. Cuba clockwise or anticlockwise it is one of those choices, that once
made, you have to live with. Thus far we like the life as we contemplated at
length in the beach bar accompanied by a live band that played the right
music for the tourists in this resort that is specialised in diving. I was
enjoying the music a wee bit too much in the rickety plastic chairs on the
terrace and crashed through one. I obviously wasn’t the first to whom this
had happened as the waitress immediately replaced the destructes example by
two chairs stacked in order to reinforce the construction. An also somewhat
heavyset gentleman sitting at a table next to us immediately saw the wisdom
of that construction and doubled up on his seating arrangement as well.
We will never know what we have possibly missed in our final destination if
we would have sailed there directly, but we have no reason to regret that;
none at all.

Onze meest westelijke positie tot nu toe.

Een week geleden verlieten we Marina Hemingway met misschien op dat moment
toch nog wel gemengde gevoelens of dat al het goede moment was. Je bent
zelden klaar met het ontdekken van een plaats, zeker niet als dat zo rijk en
divers is als La Havana. Hanneke en ik zouden normaal gesproken onze zeilen
hijsen en de 300 mijl naar onze eerste echte bestemming, de Golfo de
Batabano, in één keer zeilen met vermoedelijk twee nachten op zee. Op onze
dag van aankomst zouden we dan hartstikke moe zijn, maar we zouden zijn waar
we wilden zijn. Deze trip heeft ons duidelijk laten zien, dat wat je normaal
doet niet altijd het beste hoeft te zijn. Als je een gewoontedier bent kan
je dat een hoop leuke ervaringen kosten. Sheryl en Steve houden niet van het
‘s nachts doorzeilen voor korte reizen, omdat ze niet houden van de dag die
ze nodig hebben om daar van te herstellen. We besloten hun voorbeeld te
volgen en maakten de trip in etappes van ongeveer 40 mijl. Onderweg ankerden
we in prachtige verlaten, rustige beschermde baaitjes. De dagelijkse
zeiltrips waren heerlijk en erg ontspannend, hoewel je wel zorgvuldig en
geconcentreerd moet navigeren, als je het rif in of uit vaart en tijdens het
zeilen tussen het rif en het land. Sommige avonden bleven we aan boord van
ons eigen schip, andere nachten dineerden we bij elkaar. Afgelopen avond
vierden we het bereiken van de zuidkust in Maria La Gorda, waar we aankwamen
vanuit Los Morros.
In Los Morros legden Hanneke en ik de Nelly Rose eerst aan de kade, die daar
de zee in steekt. In tegenstelling tot wat er staat in de ‘A Cruising Guide
to Cuba (Agirre and Virgintino; 2013)’ is het, in ieder geval aan de
westzijde van de steiger diep genoeg om aan te leggen. Het is er 3,5 meter
diep en we hadden genoeg ruimte om rond te maken, zodat we konden aanleggen
met de boeg naar de wind en de golven. Dat is het goede nieuws, maar het
slechte nieuws is, dat het een onmogelijke aanlegplaats is in vrijwel alle
condities. De steiger wijst precies naar het noorden en biedt geen enkele
bescherming tegen de invloeden van het weer. Er zijn grote zwarte
stootwillen gemonteerd, zodat een vis trawler er in redelijke condities nog
goed kan liggen, maar niet onze dierbare Nelly Rose. We spraken er kort met
de Guarda, die geen enkele interesse had in ons papierwerk, nadat we hen onze
reisplannen hadden verteld en vertrokken snel naar een mooie ankerplaats in
3 meter water, ten zuiden van de Enseñada de Bolondron (erbinnen is niet
genoeg water) waar we perfect beschermd lagen tegen de voorspelde
noordenwind. Alleen met harde wind uit west tot noordwest zou het hier
onprettig kunnen worden. Bij echt slecht weer is er aan de andere kant van
de Enseñada de Bolondron een natuurlijk kanaal, het Canal de Barcos, dat
hele goede bescherming biedt in 3 – 6 meter water en dat kennelijk zelfs als
hurricane hole zou kunnen fungeren. Wij hoefden daar niet naar toe en
brachten een rustige nacht door met 20 knoop wind uit het noorden.
Vanaf nu zal ik aan bovengenoemde gids refereren als de ‘Cuba Guide’ en aan
‘Calder’s boek’ onder die naam. De indruk is nu, dat de Cuba Guide een
haastig geschreven oppervlakkig boek is, dat met grote korrels zout genomen
moet worden. Calder’s boek daarentegen, hoewel deels verouderd, is het
resultaat van zorgvuldige research en biedt excellente kaarten en nautische
informatie. In een land dat voortdurend veranderd, zul je toch grotendeels je
eigen weg moeten vinden en geen enkele gids of pilot kan hier zo accuraat
zijn als de gidsen waar we aan gewend zijn, zoals bijvoorbeeld over de
zuidkust van Engeland.
Het ronden van Cabo San Antonio met de Roncali vuurtoren was zeil technisch
heel plezierig en niet spectaculair met een noord oosten wind van 15 knoop.
We zeilden lekker lui achter onze genua aan. Dat ging snel genoeg. Het was
voor onszelf wel spectaculair, want we bereikten hier een positie met 85
graden 57.500 minuten West. Dat is de meest westelijke positie tot nu toe op
deze reis en zal dat ook dit jaar blijven. Wat zal het volgende jaar ons
brengen?
De wind was gunstig en we konden voorbij Punta Perpetua net hoog genoeg
oploeven om de kust te volgen tot Punta del Holandes. We zeilden een uur
voorbij dat punt met die welluidende naam en gingen toen overstag. We
zeilden over bakboord een uur de Bahía de Corrientes in en gingen toen weer
overstag in de richting van Maria la Gorda. Het gebeurt maar zelden dat we
moeten kruisen en dat we dus overstag gaan. Dat zal echter een vast
bestanddeel zijn van onze reis oostwaarts langs de zuidkust van Cuba. Cuba
met de klok mee of tegen de klok in; het is een van die keuzes waar je,
eenmaal gemaakt, mee moet leven. Tot nu toe vinden we dit een goed leven,
zoals we uitgebreid evalueerden gezeten op een terras van het strand café,
begeleid door een orkestje, dat de juiste muziek speelde voor de toeristen
in dit resort, dat is gespecialiseerd in duiken. Ik genoot een beetje teveel
van de muziek, en zakte door een van de krakkemikkige plastic stoelen.Ik was
duidelijk niet de eerste die dit lot beschoren was, want de serveerster kwam
ogenblikkelijk met vervanging voor het vernietigde exemplaar aan, dit keer
twee van de zelfde stoelen, maar dan gestapeld, een veel steviger
constructie. Een eveneens wat zwaar uitgevallen mijnheer aan de tafel naast
ons zag meteen het voordeel van deze constructie en verdubbelde zijn zetel
ook meteen.
We zullen nooit weten, wat we mogelijk hebben gemist op onze uiteindelijke
bestemming, nu we er niet direct naar toe gevaren zijn, maar we hebben geen
enkele reden om daar spijt van te hebben; helemaal niet.

Comments { 0 }

Lobster / Kreeft

22 januari 2014 19:20

Lobster

We covered a nice distance over the last days in the direction of Morros,
where we will have to report to the Guarda Frontera again. That reporting is
not going to be as easy as it seems. The Guarda call Morros a Marina, but
that is probably not an entirely adequate description. The Guarda
understandably does not really have any usable concept of a sailboat and its
performance and limitations. We don’t know what we will find when we get to
Morros, but our most recent information tells us about one dock with about
1.60 meter of water alongside. That would be out of the question for us and
for the Emma Louise. The writers of ‘A Cruising Guide to Cuba (Agirre and
Virgintino; 2013)’, actually had to anchor off the dock in water that is
completely open to the Northers, the main disturbance to be expected here
when a cold front, a Frente Frio, comes through. As one was expected for
today, we decided on a lay day.
We left early yesterday from Punta Alonso de Rojas, where we had arrived the
previous day from Cayo Levisa, and motor sailed part of the way in very
light airs. Eventually we had to give up the sailing-bit altogether as the
winds became too light and variable and motored to the Ensenada San
Francisco on the south side of Cayo Zapato. The bay wraps well around us so
that we are well sheltered from the coming Frente Frio that starts with wind
coming from the northwest and then veers north before continuing to its
customary easterly direction where it should be again tomorrow.
We were going to enjoy our lay day and were not a little surprised when we
were woken up by loud shouting shortly after eight. My first thought was
Guarda Frontera, so I jumped out off bed and rushed on deck where I was
greeted by the low toothed smiles of a couple of fishermen who had rowed up
to Nelly Rose from their fishing vessel standing by at a distance. They
proposed the – apparently customary – exchange of beer for lobster. There
was a bit of confusion, because I really didn’t one of those rather large
beasts, fearing they wouldn’t fit our largest pan, but eventually we decided
to risk it and settled for five beers for their smallest lobster, still
huge. From what I eventually understood, that would have bought us two
lobsters, but I settled for one. A great starter for tonight, when we will
have Steve and Sheryl over for dinner.

Kreeft

We hebben de afgelopen dagen goede voortgang gemaakt in de richting van
Morros, waar we ons weer bij de Guarda Frontera moeten melden. Dat melden
wordt niet zo makkelijk als het leek. De Guarda noemt Morros een marina,
maar dat is waarschijnlijk een wat optimistische benaming. De Guarda heeft
begrijpelijkerwijze niet echt een duidelijk idee van wat een zeilboot is en
kan, als het gaat om snelheid en diepgang. We weten nog niet wat we in Morros
uiteindelijk zullen aantreffen, maar de meest recente informatie heeft het
over een steiger met ongeveer 1.60 meter water ernaast. Dat is noch voor ons
noch voor de Emma Louise diep genoeg. De schrijvers van ‘A Cruising Guide to
Cuba (Agirre and Virgintino; 2013)’ moesten ankeren in water dat geen enkele
bescherming biedt tegen de noordenwind, de standaard wind die je hier kunt
verwachten bij een passage van een koufront, een Frente Frio. Aangezien we
zo’n koufront verwachtten besloten we voor vandaag tot een rustdag.
We waren gisteren vroeg vertrokken uit Punta Alonso de Rojas, waar we de dag
ervoor waren aangekomen vanuit Cayo Levisa. We motor zeilden het eerste stuk
buiten het rif, maar borgen uiteindelijk het zeil weg, toen de wind het echt
af liet weten en dat beetje wat er was uit alle hoeken begon te komen.
Zodoende gingen we op de motor weer achter het rif en voeren we naar de
Enseñada San Francisco aan de zuidkant van Cayo Zapato. De baai beschermt
ons vrijwel rondom, zodat we goed beschut liggen voor de Frente Frio die
begint met wind uit het noord westen, daarna ruimt naar het noorden om
uiteindelijk door te draaien naar het oosten en weer tot rust te komen. Daar
zal de wind, als het goed is, morgen weer zijn.
We gingen dus gewoon genieten van een luie rustdag en waren behoorlijk
verbaasd, toen we door luid geschreeuw kort na acht gewekt werden. De eerste
gedachte die door mijn hoofd ging was ‘Guarda Frontera’, dus ik sprong uit
mijn bed en haastte mij aan dek, waar ik begroet werd door het tandenarme
grijnzen van een paar vissers, die naar de Nelly Rose waren geroeid vanaf hun
visserschip, dat vlakbij lag te wachten. Zij wilden met ons de gebruikelijke
transactie ‘bier voor kreeft’ doen. Er was wat verwarring, want ik wilde
eigenlijk geen enkele van de gigantische kreeften hebben, omdat ik bang was,
dat ze niet in onze behoorlijk forse grootste pan zouden passen, maar
uiteindelijk besloten we dat toch maar te riskeren en kwamen overeen, dat we
vijf biertjes zouden geven voor hun kleinste kreeft, nog steeds een joekel.
Uiteindelijk bleek, dat ik toch twee kreeften had gekocht, maar ik heb de
tweede maar niet afgenomen. Het is een perfect voorafje voor vanavond als we
Steve en Sheryl te eten hebben.

Comments { 0 }

Nothing like fresh fish / Er gaat niets boven verse vis.

20 januari 2014 17:41

Nothing like fresh fish

We are quietly continuing our journey to the south coast of Cuba. We’re day
sailing and covering about 40-50 Nautical Miles per day. That brought us to
Cayo Leviso last night, where the entrance was as tricky as we expected it
to be. The entrance is shoaling probably constantly, because neither ‘A
Cruising Guide to Cuba (Agirre and Virgintino; 2013), nor the Navionics
charts on the iPad, nor the maps in Nigel Calder’s: Cuba, A Cruising Guide
proved to be accurate and we did actually run a ground shortly, whilst slowly
trying to find our way. Calder’s guide has great maps, but having been
revised last in 1999 and reprinted in 2010 has to be considered way out off
date for the information it contains with regard to Cuban life. We still
find it very helpful, but discretion is advised. The jury is still out on
the value of the Virgintino book. Yesterday’s experience makes us cautious.
We took sometime to determine what would be a safe anchoring spot and
decided on one that was still pretty far from the shore and the dock, but we
wanted to make sure we kept enough water under the keel at all times, even
when swinging full circle around our anchor, whilst enjoying optimum shelter
from – although unexpected – any squalls that might hit us. Steve kindly put
his dinghy in the water, so that we wouldn’t have to inflate ours and
ferried all of us to the dock, where the dockmaster told us we were not
allowed on shore and should return to our boats where the Guarda Frontera
would come to see us shortly. That was a shame, because that would take us
past nightfall and we wouldn’t be able to go back on shore to inspect the
island. Apparently there is something like a hotel there and judging by the
flags on the shore they either had or expected guests from Germany, England,
France and Italy.
Once back on board the Guarda showed up indeed in a large Powerboat that
doubled as a commercial dive vessel. We were all on board of Emma Louise,
where Sheryl had started to prepare the lovely fish they had caught that
day. It was some type of mackerel with at least a good 3 pounds of lovely
filets on it. The Guarda official first cleared Emma Louise and then Steve
ferried him and myself to Nelly Rose for her inspection. He took some pain
to explain to us, that he could only clear us to the next official port, Los
Morros about 150 miles away, and not to any of the intermediate anchorages
we requested. We may be refused on one of our planned overnight stops and
then again, we may not even see someone there. We’ll just have to wait and
see. The Guarda promised to return at 8 o’clock the following morning to
allow us plenty time to reach our next destination, Punta Alonso de Rojas.
Another difficult entry with bombies strewn along our course. We hope that
they will all have been marked on our charts, but we will have to maintain
visual vigilance.
We enjoyed our delicious meal on board of Emma Louise and learned about
variations for cooking rice. Steve took us back to Nelly Rose where we spent
a very quiet night, to wake up again at seven in time for our 8 o’clock
appointment with the Guarda, who arrived shortly before nine.
We are on our way now on engine as the Gulf of Mexico is totally devoid of
wind and waves. Good for the batteries. The batteries did enjoy being on
shore power in Marina Hemingway and seem to have a much better performance
than before. Not giving them a full 24 hour charge for a long time is not
really the best idea. Electricity and living on batteries is one of the
favourite topics amongst cruisers, and not without good reason. I just
wonder whether the investment in tow-generators, wind-power and more solar
cells is warranted by a much longer battery life. Replacing the batteries
after 3 years is still a lot cheaper than buying all that kit. A discussion
to be continued. Currently I would favour the addition of a good tow
generator, because that would give us 24 hour power when sailing overnight.
We now have to run the engine about two hours a day, which according to the
specialists is not a bad idea anyway. To be continued.

Er gaat niets boven verse vis.

Rustig vervolgen we onze reis op weg naar de zuidkust van Cuba. We zeilen
alleen overdag en leggen dan etappes van 40-50 mijl af. Gisteren eindigde de
etappe in Cayo Leviso, waar de ingang net zo lastig bleek te zijn als we al
dachten. De ingang verzilt en verzand kennelijk voortdurend, want noch de ‘A
Cruising Guide to Cuba (Agirre en Virgintino; 2013) noch de Navionics kaart
op de iPad, noch de kaarten in het boek van Nigel Calder ´Cuba, A Cruising
Guide´ bleken accuraat en we liepen zelfs even aan de grond, terwijl we
langzaam naar de doorgang zochten. De gids van Calder heeft veel
fantastische kaarten, maar aangezien ook de herdruk van 2010 voor het laatst
herzien is in 1999, is de gids behoorlijk verouderd als het gaat om het leven
in Cuba. we vinden de gids nog steeds erg nuttig, maar je kunt er niet
blind op varen. We zijn nog lang niet overtuigd van de kwaliteit van het
boek van Virgintino. De ervaring van gisteren noopt ons er voorzichtig mee
om te gaan.
We namen rustig de tijd om een veilige ankerplek te vinden en besloten
uiteindelijk het anker op een behoorlijke afstand van de kust en de steiger
te laten zakken. We wilden zeker weten, dat we voldoende water onder de kiel
zouden houden, als we helemaal rondom ons anker zouden cirkelen en
tegelijkertijd wilden we voldoende beschutting hebben, als we – onverwacht, toch – getroffen zouden worden door een squall. Steve legde heel vriendelijk zijn dinghy in het water, zodat we die van ons niet op zouden
hoeven te blazen, en vervoerde ons allen naar de kant, waar de dockmaster
ons vertelde, dat we niet aan land mochten komen en dat we terug moesten gaan
naar onze boten. Daar zou de Guarda Frontera ieder ogenblik komen om ons in
te klaren. Dat was jammer, want dat zou zeker gaan duren tot na
zonsondergang en we zouden geen kans meer hebben om het eiland te bekijken.
Er schijnt iets van een hotel te zijn en aan de wapperende vlaggen te zien,
zijn er of worden er gasten verwacht uit Italië, Duitsland, Frankrijk en
Engeland.
Eenmaal terug aan boord duurde het inderdaad niet lang tot de man van de
Guarda langszij kwam in een grote motorboot, die kennelijk ook commercieel
gebruikt wordt als schip voor duikers. Wij zaten met zijn allen aan boord
van de Emma Louise, waar Sheryl was begonnen met het bereiden van de
verrukkelijke vis, die zij die dag hadden gevangen. Het was een of andere
makreel, waar Steve op zijn minst anderhalve kilo filets van af had gesneden.
De Guarda inspecteerde eerst de Emma Louise en daarna bracht Steve de man en
mij in de dinghy naar de Nelly Rose voor die inspectie. Hij slaagde erin ons
uit te leggen, dat hij ons alleen maar clearance kon geven tot de volgende
officiële port of entry, Port Morros ongeveer 150 mijl verderop, en niet
naar de verschillende etappeplaatsen die wij hadden aangevraagd en waar wij
tussendoor nog willen ankeren. Het kan zijn, dat we op een van die plaatsen
geweigerd zullen worden, maar het kan ook zijn, dat we daar niemand te zien
zullen krijgen. We moeten het maar afwachten.
De Guarda beloofde ons dat hij vanochtend om 8 uur zou terug komen om ons
uit te klaren, zodat we voldoende tijd zouden hebben om Punta Alonso de
Rojas, onze volgende bestemming bij daglicht te bereiken. Dat wordt weer een
lastige ingang, met bombies (koraal rotsen, die als grote paddenstoelen uit
de verder vlakke bodem oprijzen) die hopelijk allemaal op onze kaarten
staan. We zullen echter visuele navigatie nodig hebben om dit scherp in de
gaten te houden.
We genoten vervolgens van een voortreffelijk maal aan boord van de Emma
Louise en leerden bovendien wat over verschillende variaties voor het koken
van rijst. Steve bracht ons uiteindelijk terug naar de Nelly Rose, waar we
een rustige nacht hadden, zodat we uitgerust om zeven uur op konden staan,
en we konden zwemmen en ontbijten vóór onze afspraak om acht uur met de man
van de Guarda, die kort voor negenen arriveerde.
We vertrokken snel daarna en varen nu op de motor over de Golf van Mexico,
die er bij ligt als een spiegel. Goed voor de accu’s. De accu’s hebben
duidelijk genoten van de walstroom in de marina Hemingway en lijken nu weer
een veel betere prestatie te leveren dan daarvoor. Het is niet echt goed
voor de accu’s, als ze niet af en toe goed worden doorgeladen gedurende meer
dan 24 uur. Elektriciteit en het leven op batterijen is een van de favoriete
gespreksonderwerpen voor cruisers en dat is niet voor niets. Ik blijf me
afvragen of de investering in sleep generatoren, windgeneratoren en extra
zonnecellen wordt gerechtvaardigd door een langere levensduur van de accu’s.
Het vervangen van accu’s na drie jaar is een stuk goedkoper dan het
aanschaffen van al die spullen (met hun eigen levensduur, onderhoud en
problemen). Ik ben er echter zeker nog niet uit. Momenteel zou ik graag een
goede sleep generator willen hebben, omdat die ons 24 uur stroom geeft
tijdens een oversteek. Nu moeten we dan ieder dag twee uur de motor laten
draaien, iets wat volgens de motormensen overigens sowieso een goed idee is.
Wordt vervolgd.

Comments { 0 }

Cold in Cuba / Het is koud in Cuba

19 januari 2014 18:09

Cold in Cuba

We’ve left La Havana and the Marina Hemingway and are sailing together with Steve and Sheryl on their Emma Louise on our way to the South Coast of Cuba. We had to say goodbye to Greg and Bev and Michel as well as to all the other familiar faces in the marina. I took my last Spanish lesson from Lazarra, whose picture – I now realise -I forgot to take. I was too busy learning the language and I think it was time well spent. It is fun to see the faces of the people once they realise that you’re prepared to make an effort and to speak their language rather than forcing them to speak a language that is not their mother tongue and with which they only have limited experience. Of course shortly after that, initial joy makes place for a bit of frustration when we all realise how limited the conversation is going to be, just as it would be in English. You can’t have it all.
We had received our Permiso de Salida the previous evening from the dock master of the Marina and slipped our lines shortly after eight and made way to the office of the Guarda Frontera where we moored again only to find their office closed. In many countries you might decide that this was their bad and set off, but that didn’t seem like a good idea. The guys finally showed at nine and first took our passports inside to study them. After that they first went on board of the Emma Louise to discuss the route planning and to inspect the ship. The same then happened to us. All this took a good hour and a half, but the positive side of it was, that they allowed us to spend the night in Baia Honda, 45 miles away and about the only place where we could reasonably expect to arrive before nightfall. Sometimes Baia Honda is off limits and the next stop would be Cayo Leviza, 25 miles further. That place has an approach that I would not even want to attempt after nightfall in my wildest dreams. We are on our way there as I write this, expecting to arrive there mid afternoon, having spent a lovely quiet night on anchor, after a great day’s sailing, in the Enseñada Teresa in Baia Honda.
The reason Baia Honda is off limits much off the time is probably that the station of the Guarda Frontera is not always manned. You are not allowed to go on shore there, but that is a bit irrelevant, because there is nothing apart from the station of the Guarda and a surprising number of ship wrecks. It is however a very nicely sheltered place to spend the night. The holding was good and not long after we had dropped the anchor and I had lit my cigar the man from the Guarda and his assistant, probably some fisherman he had drafted in for the occasion, came rowing out to us and entered our arrival in our Permisa Especial de Navegacion para Embarcaciones de Recreo Extranjeras, a document that we will call a ‘despacho’ from now on. He established that we would like to leave the following morning at eight and promised he would be back on time to clear us for departure.
We slept like a log, although it was bloody cold. Yesterday I actually put on my fleece around mid afternoon and long pants not much later, and that is saying some. Today it is probably going to be a bit better. The wind is lighter and there are no more clouds. Before long we will be moaning about the heat again.
La Havana was a great experience, but this country has much more to offer. It is unlike so many others. There are no houses on the shore except for a few lighthouses. No mansions for the rich. We saw only a few very small fishing boats in the river, coming out off Baia Honda, but we are – together with Emma Louise – alone at sea. There are no lobster pots to look out for, so it is all very relaxed. The gulfstream makes itself really felt strongly though. The depth really increases dramatically close to shore and once it gets deep, you experience a current of up to 2 knots against us on our westward course. If we would go really close in shore, where we could actually benefit from the counter current, but I’m not too keen on that. We are in no hurry anyway and the sun is shining.

Het is koud in Cuba

We hebben Havana en de marina Hemingway verlaten en zijn samen met Steve en Sheryl op hun Emma Louise op weg gegaan naar de zuidkust van Cuba. We moesten afscheid nemen van Bev en Greg, van Michel en van nog een heleboel andere bekende gezichten in de Marina. I had mijn laatste Spaanse les van Lazarra, van wie ik – zo realiseer ik me nu pas – helaas geen foto heb genomen. Ik ben daar niet toe gekomen, omdat we te druk bezig waren met het Spaans en die tijd was goed besteed zo. Het is leuk om de gezichten van mensen te zien op het moment dat zij zich realiseren, dat je bereid bent een inspanning te leveren om hun taal te spreken, in plaats van dat je hen – als gast in hun land – dwingt zich te uiten in een taal, die niet hun eigen taal is en waarmee ze maar heel weinig ervaring hebben. Het duurt natuurlijk nooit lang totdat deze spontane blijdschap verandert in frustratie, omdat we ons allen dan realiseren hoe beperkt de conversatie zal blijven, net zoals dat in het Engels het geval zou zijn. Je kunt niet alles hebben.
We hadden onze Permiso de Salida de voorgaande avond al ontvangen van de havenmeester van de marina, zodat we kort na acht de trossen los konden gooien. We voeren een paar honderd meter naar het kantoor van de Guarda Frontera en legden daar weer aan. Het kantoor was helaas nog gesloten. In veel landen zou je dan overwegen om te zeggen ‘pech gehad’ en er gewoon van door gaan, maar dat leek ons hier geen goed idee. We moeten in iedere haven inklaren en uitklaren en een gemist stempel zou ongetwijfeld tot grote consternatie leiden.
De heren maakten uiteindelijk om negen uur hun opwachting en namen eerst onze paspoorten mee naar binnen om ze te bestuderen. Daarna gingen ze aan boord bij de Emma Louise om de route planning te bestuderen en het schip te inspecteren. Vervolgens waren wij aan de beurt. In totaal kostte dit ruim anderhalf uur, maar het goede nieuws was, dat we in Bahía Honda mochten overnachten. Bahía Honda is 45 mijl varen en de enige plek waar we nu nog redelijkerwijs voor zonsondergang zouden kunnen komen. Bahía Honda is vaak verboden gebied en de volgende stop zou dan Cayo Leviza zijn, zo’n 25 mijl verderop. De route naar de baai daar is echter dusdanig lastig, dat ik er in mijn stoutste dromen niet aan zou denken, om daar na zonsondergang naar binnen te varen. We zijn nu – terwijl ik dit een dag na vertrek uit La Havana zit te schrijven – wel daarnaartoe op weg en verwachten halverwege de middag te arriveren. We zijn weer op weg, nadat we een heerlijke rustige nacht voor anker hebben gelegen in de Enseñada Teresa van Baia Honda, waar we na een prachtige zeildag rond een uur of vijf aankwamen.
Waarschijnlijk is het zo vaak verboden om Baia Honda aan te doen, omdat er geen permanente bemanning is van het kantoor van de Guarda Frontera. Je mag er niet aan land gaan, maar dat is irrelevant, want er is niets. Er liggen een verbazingwekkend groot aantal scheepswrakken en er staat een kantoortje van de Guarda, maar dat is het dan ook. Het is echter wel een hele mooie en goed beschutte plek om een nacht door te brengen.
Het anker hield goed en ik zat net te genieten van mijn sigaar bij aankomst, toen de man van de Guarda met zijn assistent, vermoedelijk een lokale visserman die voor de gelegenheid was ingeschakeld, naar ons toe kwam roeien en onze aankomst optekende in onze Permisa Especial de Navigacion para Embarcaciones de Recreo Extranjeras, een document dat wij voortaan onze ‘despacho’ zullen noemen. Hij stelde vast, dat wij de volgende morgen om 8 uur weer wilden vertrekken en beloofde, dat hij op tijd terug zou zijn om ons weer uit te klaren.
We sliepen voortreffelijk, hoewel het verdomd koud was. Ik had gisteren halverwege de middag al een fleece aangetrokken en niet al te veel later zelfs een lange broek, en dat is echt bij hoge uitzondering. Vandaag word het waarschijnlijk weer beter. Er is minder wind en die is ook oostelijker en de wolken zijn verdwenen. Het zal niet lang duren, voordat we het weer te warm vinden.
La Havana was een geweldige ervaring, maar dit land heeft nog veel meer te bieden. Het is zo anders dan elders. Er staan geen huizen langs de kust op een enkele vuurtoren na. Er staan geen protserige paleizen voor de rijken. We zagen alleen maar een paar hele kleine vissersbootjes in de riviermond van de Baia Honda, maar verder zijn we na een paar uur zeilen, met Emma Louise op de horizon, alleen op zee. Er zijn ook geen kreeftenfuiken, waar we omheen moeten laveren. Het is allemaal erg ontspannen. De golfstroom is wel duidelijk aanwezig. De diepte neemt dicht bij de kust al heel snel toe en als het eenmaal diep is, dan kan de stroom, zelfs redelijk dicht bij de kust tot twee knoop tegen staan, terwijl wij westwaarts varen. Als we echt heel dicht onder de kust zouden kruipen, met minder dan 10 meter diepte, dan zouden we zelfs kunnen profiteren van de tegenstroom. Dat doe je graag als je aan het ijspegelen bent voor Scheveningen, maar hier ben ik er niet dol op. We hebben geen haast en de zon schijnt.

Comments { 0 }

Horse riding though the Viñales valley / Te paard door de vallei van Viñales.

17 januari 2014 21:20

Horse riding though the Viñales valley.

I didn’t sleep all that well. The prospect of riding a horse does that to me. Probably a mix of excitement and healthy fear. We enjoyed a splendid breakfast with more goodies for the one meal than the average Cuban will get to see in a week. There must be a special shop where the people running the Casas Particulares can do their shopping. They are a bit of a show case for the Cuban economy and have to show an abundance that is really not representative for real life here, like we experience it when we depend on our own shopping whilst living on board of Nelly Rose. We enjoyed it to the fullest.
Pupi came for us a few minutes before eight and walked us to the horses. They had already been saddled. There were two smaller horses standing nicely together, but the taller example that was intended for me was kept at a distance. Pupi assisted me in mounting the horse and explained the controls to me. You ride these horses like the American quarter horse where you keep the reigns in one hand and pull them to the right or to the left to indicate which way you want to go, but Pupi assured me that the horse new the way anyway. The reigns were not made of leather but rope. The saddle was of the American variety with a big bronze knob that can be useful if you have to tie off the lasso. It was a comfortable saddle, at least that is what I thought as we set off. It turned out that my horse wasn’t the best of friends with Hanneke’s horse and I had to keep it going to avoid that it would start grazing from the sugarcane or other nice bits on the side of the road. If I failed in doing so Hanneke’s horse would come up along side of me and then the horses started biting each other. Very disquieting and therefore best to be avoided. I paid attention.
The horses walked over the red soil of the path in the direction of the Mogotes, that were still covered by morning cloud. A Mogote is a square hill, because all the soil of its slopes has been washed away over thousands of years. This soil has collected in the valleys and is so fertile, that if you spit on a seed, it will grow. All around us was dense vegetation. We were of course early and that is really the right time to go. Nature was waking up and we had the world to ourselves. That would change in the course of the morning as we could judge from the bar that was opening up in the middle of nowhere. We passed a pig that lay down in the wild feeding its 10-11 tiny piglets and not much further we saw a cow with a calf behind it that couldn’t have been older than a week or so. Here and there we saw a farmer or a farmhand, all with a huge machete on their side, walking a cow or doing something else, but it was basically very quiet and the vistas were unbelievable. I tried to take my camera out of my backpack, to make a photograph of a particularly spectacular baobab tree, but my horse wasn’t having any of that, so I gave up the attempt. Hanneke did manage to make a number of pictures that will be uploaded some time in the future.
We passed a number of barns, that were constructed of palm tree timbers for the frame and covered with palm leaves. Some for the sides as well as for the pointed roofs, but most of the roofs were corrugated iron. The palm leaves kept out the light, but allowed plenty of ventilation, making the barns ideal for the drying of tobacco leaves.
After about an hour, I still believed the saddle to be very comfortable, we reached Leonardo’s tobacco plantation. We got off the horses and received a warm welcome from Leonardo and Dyaned. Just as we arrived Leonardo’s brother set off with a couple of oxen to go and plough the rows between the tobacco plants to keep it free of weeds. Leonardo then walked us to the same field to instruct us – in Spanish – about tobacco plants. We walked between some free standing oxen (one being ‘peligroso’ and we had to keep our distance) and a number of pigs standing in a pond that we had to cross. A tobacco plant grows to reach four layers of leaves when it reaches its maximum height. It will then have a flower at its top, but that flower will be cut out, to make sure that all the energy goes into the development of the leaves. The top leaves are the top quality, and the further down you get the less the quality of the leaves. The farm has to supply 90% of its crop to the government and is allowed to keep the remaining 10% for his own production of cigars, called Tabacos in Cuba, to distinguish them from smaller things like cigarillos and cigarettes. as we were absorbing all this knowledge the plough drawn by the oxen approached us and we could see how the single bladed plough indeed cleared the central row, while the oxen followed the row on either side, their distance from each other secured by a beam tied to their huge horns with ropes. They are controlled by a rope through their nose ring. They walked very peaceful whilst ploughing, but turning the beast around at the end was much more of an adventure.
Leonardo also planted some sugar cane, manioc, a replacement for potato, pineapple, grapefruit and he beheaded one of his coconuts for us so that we could drink from it.
He then took us into the barn, where he was drying tobacco leaves and told us all about the process of making cigars, a process that takes one year from the seedling to the finished product. The dried leaves are sprinkled with an infusion of juices and left to ferment wrapped in a palm leave. A bundle is formed of a number of leaves (the central vein is carefully removed from all leaves used in the process, as it contains 70% of the nicotine) and will become the inner part of the cigar. That is cut to size and wrapped and rolled on a glass plate in a leaf. That now has the form of a cigar and is rolled in the cover, a large leaf, parallel to the nerves or veins of that leaf. There are a few different ways to finish the cigar, but this covers the basic process.
I bought a stack of cigars wrapped in a palm leaf, apparently just as good as any humidor. Leonardo lit the cigar he had just manufactured for me and I was ready to mount my horse, Luzarro, again. I felt like the planter riding through the fields to supervise the people working there. That’s what being a tourist does to you. Everyone around you conspires to place you in a position at the top of the pyramid and not at the harsh reality of the actual people doing all the work. It is the short term dream from where you return to the every day reality. A reality that isn’t too shabby for us, come to think of it.
On the way back, Pupi was a bit in a hurry. He left us to enjoy our stay on the plantation without any pressure, but we had to make up for it on the way back. He motivated the horses to start trotting, something I got used to after a while. I thought he was motivating the horses with his voice, that was certainly part of it, but it turned out, that he was using his long whip to hit Hanneke’s horse on the behind and that shoved Hanneke’s horse up the behind of Luzarro, who was having none of it and trotted off.
It was now approaching 10 o’clock and we encountered a lot of other tourists on their way out into the valley, both on horseback as well as hiking. Suffice to say that we made it back in time, but I now had serious doubts about the level of comfort from the saddle and I nearly sank to the ground when we arrived safely and I got off the horse again. I knew the real agony would probably only come in a day or two, but that would really be a small price to pay for the very best way to see such a beautiful valley.

Te paard door de vallei van Viñales.

Ik had niet echt lekker geslapen en dat lag niet aan het bed. Het vooruitzicht van paardrijden had daar meer mee te maken; een combinatie van opwinding en gezonde angst. We genoten van een uitgebreid ontbijt, met meer lekkere dingen op tafel dan de gemiddelde Cubaan in een week te zien krijgt. Er moet ergens een speciale winkel zijn, waar de mensen van de Casas Particulares hun inkopen kunnen doen. Die Casas zijn natuurlijk een beetje een etalage voor de Cubaanse economie en ze moeten dan ook een overvloed laten zien, die niet echt een afspiegeling is van het echte leven hier, dat wij ervaren als wij afhankelijk zijn van onze eigen inkopen wanneer we aan boord van de Nelly Rose zijn. We lieten het ons uitgebreid smaken.
Pupi kwam ons een paar minuten voor acht ophalen en nam ons mee naar de paarden, die al gezadeld klaar stonden. Twee wat kleinere paarden stonden gezellig samen, maar het grotere exemplaar dat voor mij besteld was stond er een stukje vandaan. Pupi hielp mij bij het bestijgen van het paard en legde mij de bediening uit. Je rijdt op deze paarden als op een Amerikaans quarterhorse. Je neemt de teugel in één hand en trekt ze naar links of naar rechts om aan te geven welke kant je op zou willen gaan, maar Pupi verzekerde me, dat het paard zelf de weg ook zou weten. De teugels waren niet van leer, maar het was een ruw touw. Het zadel was ook zoals ze die in Amerika gebruiken, met een grote bronzen knop erop, die nuttig kan zijn als je een lasso moet beleggen of zo. Het was een comfortabel zadel, dat dacht ik althans op dat moment nog. Het bleek al snel, dat mijn paard en dat van Hanneke niet de beste maatjes waren en ik moest zorgen dat we in beweging bleven om te voorkomen dat mijn paard begon te knabbelen aan het suikerriet en andere lekkernijen waar we langs reden. Als me dat even niet lukte kwam het paard van Hanneke meteen naast me en begonnen de beesten elkaar te bijten. Erg onrustig en daarom beter om te trachten dat te vermijden. Het vergde de nodige concentratie.
De paarden liepen over het pad van rode aarde in de richting van de Mogotes, die nog omhuld waren met flarden van de ochtendmist. Een Mogote is een vierkante rots, omdat alle aarde van de glooiende hellingen in de afgelopen duizenden jaren zijn weggespoeld. Die aarde heeft zich verzameld op de bodem van de vallei en is zo vruchtbaar, dat een plant kan ontkiemen en wortelen als je een keer op een zaadje spuugt. De natuur ontwaakte en we hadden de wereld bijna helemaal voor onszelf. Dat zou in de loop van de ochtend wel gaan veranderen gezien de bar die nu al aan het openen was in het midden van niks. We reden voorbij een varken dat een stuk of tien tot elf piepkleine biggetjes lag te zogen en niet veel verder passeerden we een koe met een kalf dat hooguit een week oud kon zijn. We zagen ook nog een enkele boer of boerenknecht, allemaal met een joekel van een machete aan hun zij, die een koe aan het verweiden waren of iets dergelijks. Het was vooral erg rustig en de vergezichten waren volstrekt adembenemend. Ik heb nog geprobeerd om mijn camera uit mijn rugzak te pakken om een foto te maken van een prachtige baobab boom, maar daar wilde mijn paard niets van weten, dus dat heb ik opgegeven. Hanneke heeft wel een aantal foto’s kunnen maken, die we op enig moment in de toekomst wel op het blog zullen plaatsen.
We kwamen ook voorbij een aantal schuren. Gemaakt van een frame van palmstammen bedekt met palmbladeren. Sommigen hadden bladeren voor zowel de zijkanten als de puntdaken, maar de meeste daken waren van golfplaat. De palmbladeren houden het licht buiten, maar laten voldoende lucht door voor een perfecte ventilatie, zodat de schuren ideaal zijn voor het drogen van de tabaksbladeren.
Na ongeveer een uur, ik vond het zadel nog steeds comfortabel, kwamen we bij Leonardo’s tabaks plantage. We stegen af en werden enthousiast welkom geheten door Leonardo en Dyaned. Net toen we aankwamen vertrok de broer van Leonardo met een span ossen, waarmee hij de gangen tussen de rijen tabaksplanten ging ploegen om ze vrij te houden van onkruid. Leonardo liep met ons naar hetzelfde veld om ons – in het Spaans – tabaksplanten les te geven. We liepen langs een paar loslopende ossen (een daarvan werd beschreven als ‘peligroso’ en we moesten dus afstand houden) en een aantal scharrelende varkens, die aan het baden waren in een vijvertje dat we over moesten steken.
Een tabaksplant groeit tot hij vier lagen bladeren heeft tegen de tijd dat hij zijn maximale hoogte bereikt. Dan krijgt hij een bloem in de top, die er uit wordt gesneden, zodat alle energie in de groei van het blad gaat. Het blad van de bovenste laag bladeren is de beste kwaliteit en die kwaliteit neemt af naarmate je lager komt. De plantage moet 90% van de oogst aan de staat leveren en mag 10% van de oogst zelf houden voor de eigen productie. Sigaren worden in Cuba ‘tabacos’ genoemd, om ze te onderscheiden van cigarillo’s en sigaretten. Terwijl wij al deze kennis probeerden te absorberen kwam het stel ossen met de ploeg erachter naar ons toe. We zagen hoe de ploeg door de middelste gang ging, terwijl de ossen door de gangen aan weerszijden liepen. De afstand tussen de ossen werd bepaald door een balk, die met een touw was vastgezet aan hun reusachtige hoorns. De ossen worden bestuurd met een touw dat vastzit aan een neusring. Ze lopen heel dociel te sjokken tijdens het ploegen, maar het omkeren van het hele span was veel avontuurlijker.
Leonardo verbouwde ook wat suikerriet, maniok (een vervanger voor aardappelen), ananas, grapefruit en hij onthoofde een van zijn kokosnoten voor ons, zodat wij ons daar aan konden laven.
Leonardo nam ons vervolgens mee in zijn schuur, waar tabaksbladeren te drogen hingen. Hier vertelde hij ons van alles over de productie van sigaren, een proces dat alles bij elkaar van zaadje tot sigaar een jaar in beslag neemt. De gedroogde bladeren worden besprenkeld met een mengsel van verschillende sappen en dan ingerold in een palmblad om te fermenteren. Dan wordt er een bundeltje gemaakt van wat bladeren (nadat de centrale nerf er is uitgehaald, omdat daar 70% van de nicotine in zit). Dat bundeltje wordt de kern van de sigaar. Het wordt op maat geknipt en gewikkeld en op een glazen plaat in een blad gerold. Dan heb je al de vorm van een sigaar en dat wordt nu in het dekblad gerold, een groot blad, parallel aan de nerf van het halve blad. Er zijn verschillende manieren om de sigaar af te werken, maar dit zijn de vaste stappen in het proces.
Ik kocht een stapel sigaren, gewikkeld in een palmblad, kennelijk even effectief als om het even welke humidor. Leonardo stak de sigaar, die hij zojuist had gemaakt, voor mij aan en ik was klaar om mijn paard, Luzarro, weer te bestijgen. Ik voelde me als een herenboer, die door het veld reed om toezicht te houden op zijn plantage en de mensen die er werkten. Dat is wat er met je gebeurd als je ergens toerist bent. Iedereen om je heen spant dan samen om je het gevoel te geven dat je thuishoort aan de top van de piramide en niet bij de harde realiteit van de mensen die al het werk doen. Het is de korte droom vanwaar je weer terugkeert in de werkelijkheid van alle dag. Een werkelijkheid die voor ons overigens nog zo slecht niet is, als ik er even bij stil sta.
Op de terugweg had Pupi een beetje haast. Hij had geen enkele druk uitgeoefend terwijl we ons vermaalten op de plantage, maar we moesten de tijd inhalen op de terugweg. Hij motiveerde de paarden om te gaan draven, iets waar ik na een tijdje aan begon te wennen. Ik dacht, dat hij de paarden aanspoorde met zijn stem, en dat hoorde er zeker ook bij, maar het bleek, dat hij ook zijn lange zweep gebruikte om het paard van Hanneke op zijn achterste te slaan, zodat dat paard zijn neus tussen de billen van Luzarro wilde drukken, die daar helemaal niet van moest hebben en er schielijk de sokken inzette. Het liep nu tegen tien uur en we kwamen allerlei andere toeristen tegen op weg de vallei in, te paard of te voet. Het volstaat verder om te zeggen dat we op tijd terug waren, maar ik had inmiddels wel vraagtekens bij het comfortniveau van het zadel en ik ging bijna door mijn hoeven toen ik – eenmaal terug bij het punt van vertrek – weer afsteeg. Ik weet uit ervaring dat de echte pijn pas over een dag of twee komt, maar dat zal hoe dan ook een geringe prijs zijn voor de allerbeste manier om zo’n prachtige vallei te bekijken.

Comments { 0 }

2 Havanna

We kunnen nog even een paar foto’s plaatsen, maar hierna zal het wel weer weken duren. De verhalen gaan gewoon door. Zo komt er nog een verhaal over onze rit te paard

20140116-175526.jpg
Er is niet veel te koop in deze winkel.

20140116-175623.jpg

20140116-175835.jpg
Wel verse groenten.

20140116-175919.jpg
Normaal gesproken is het hier op zondag wasdag. Dan hangt echt overal de lijn vol.

20140116-180015.jpg
Hier gaan we naar binnen en 3 trappen op om illegale sigaren te kopen.

20140116-180127.jpg
Tja en dan kom je er niet meer onderuit.

20140116-180225.jpg
Wel een goeie prijs natuurlijk.

20140116-180300.jpg
Kameraltaar

20140116-180356.jpg
We lopen op ons gemakje door Oud Havanna te struinen en zien de mooiste dingen.

20140116-180532.jpg
Klein parkje

20140116-180624.jpg
Pink, maar geen wielen.

20140116-181243.jpg
Het is hier wel warm.

20140116-180909.jpg

20140116-181518.jpg
Na een paar keer heen en weer steken, komt ie toch zonder schade de bocht om.

Comments { 0 }

Eerste foto’s Havanna

We hebben een hotel gevonden waar goede wifi is. We gaan er met de lokale bus, de guagua, naartoe, zodat we eindelijk weer eens wat foto’s kunnen opladen.

20140114-155518.jpg
Dit was onze aankomst bij de Marina Hemingway op 24 december.

20140114-155611.jpg
Hier is het douanekantoor.

20140114-155923.jpg
De eerste mooie auto. Er zullen er nog heel veel volgen.

20140114-160030.jpg
Ook van binnen mooi, dat zien we later veelvuldig anders.

20140114-160110.jpg
Cafeetje bij het zwembad. Dit is gewoon een stuk van de marina dat is afgezet om als zwembad te dienen.

20140114-160443.jpg
Het buitenzwembad is aardig, maar de volgende dag stikte het van de kwallen, dus is Hanneke er na een rondje rodeo ertussendoor er maar uit gegaan en verder in het zwembad van het hotel haar baantjes gaan trekken.

20140114-160233.jpg
De golven beuken tegen de kade van de marina aan. In het eerste kanaal lig je nog vrij onbeschut. Wij liggen in het tweede kanaal.

20140114-160747.jpg
Deze ligt heeft kort geleden bij een forse noordenwind toch geprobeerd naar binnen te varen. Dat is echt gevaarlijk. Uitvaren zou verboden worden door de marina, maar binnenvaren kunnen ze niet tegenhouden. Het is niet goed gegaan.

20140114-160858.jpg
We gaan met de gratis bus van het hotel naar Oud Havanna.

20140114-161008.jpg

20140114-161040.jpg

20140114-161123.jpg

20140114-161209.jpg

20140114-161241.jpg

20140114-161316.jpg

20140114-161348.jpg

20140114-161425.jpg

20140114-161456.jpg

20140114-161527.jpg

Comments { 0 }

Viñales (english/ nederlands)

14-1-2014 18:18

Viñales

In the dark the bus finally arrived in Viñales. It was immediately obvious
that we had arrived in a town where tourism was a major industry. The houses
were all brightly lit and clearly very well painted in a great variety of
colours. They all had lovely porches with swinging chairs and virtually each
and every house we could see had the sign that they were a Casa Particular,
signifying that they have rooms to let. The bus finally stopped at what
turned out to be the village square, but it was nigh on impossible to get
off the bus for the horde of people blocking the exit in an attempt to lure
the few passengers that did not have a reservation for the night in one of
the Casas Particulares. It is a cut throat business to be in. I elbowed my
way through the very pushy lot mumbling that I already had a reservation and
Hanneke followed right on my heels. This reservation was made by Rubens from
La Havana and he had made it with a lady called Dary, whom we had kept
appraised both of our delay and of our expected time of arrival. So we were
not a little surprised as a guy pushed his way towards us with a piece of
paper with ‘Hanneke and Pim’ written on it. He made himself known as
Roberto. Roberto was not very tall, probably about 5 feet, but had a very
lively presence. He started talking to us in very rapid Spanish, and that is
saying some in Cuba. I wondered whether ‘despacio’ was no longer the word
for ‘slow’ as it seemed to have no effect on him at all. Our reservation
with Dary was for an address on the Avenida Principal, but Roberto took us
of the main street onto a rather less well paved road past some unlit
houses, so for a bit we were slightly worried whether this was going to be
alright. But, as so often has happened in Cuba, when you allow yourself to
be guided by the locals things seem to turn out alright. We arrived at a
brightly lit house carrying the name ‘Roberto “El Macho”‘, in clear humour
of his diminutive appearance but nonetheless clear presence. He showed us
our very clean room with a nice double bed and our private bathroom with hot
and cold running (well…. trickling) water. We had already agreed with him
that he was going to cook for us and as we sat down on the porch with a nice
cold beer he set about cooking what turned out to be a fine meal for us.
As we sat there reflecting on the events of the day, a girl walked by with a
guitar strapped to her back. We asked where she would be performing that
evening and she told us to turn right at the end of the street and then to
walk down about half a block ( un media quadra; a word that I had just
learned the previous day). This turned out to be a very fortuitous chance
meeting, because if we had not met the girl we most certainly would have
turned left going into town after dinner. Now I don’t like to judge what
could have happened if I had followed a different direction, but we couldn’t
imagine afterwards how it possibly could have turned out any better than the
evening we were about to experience.
During dinner Roberto, still with great contempt for the word ‘despacio’ and
therefore having to repeat each and every phrase at least two times – which
he did with great enthusiasm and at unabated speed – had been telling us
what we should do the following day and then we told him what we wanted to
do. We wanted to go riding; like on the back of a horse. Something that
comes fairly natural to Hanneke but always remains a great challenge to me.
Riding is however absolutely the best way to see the valley, much better
than hiking, because you can see over things. It gives you a constant
horizon rather than the limited vision the hollow roads and the foliage
allow you when going on foot. So riding it was to be; this to the great
enthusiasm of Roberto, who immediately volunteered to call someone who would
take us riding. Of course we had prepared ourselves and we came armed with
our own addresses, but we decided to follow Roberto’s lead and he called and
not much later introduced us to Pupi (pronounced Poopy). Pupi spoke
excellent English and we agreed upon a two hour riding tour the following
morning at 8 o’clock in an attempt to beat the heat. We finished dinner and
got ready to hit the town.
We did turn right and found the cafe after about half a block, but there was
no live music at that moment. Instead there was a couple dancing on pre
recorded music, and I mean they were dancing. The place was crammed so we
squeezed in to watch it all with our backs against the wall, but a nice
couple on a table invited us to draw up chairs from outside to their table.
We ordered the somewhat obligatory Mojito and sat in awe of the dancing
couple that was dancing a Rumba as the couple at our table told us. They
followed that by a Salsa in great flowing and exciting style. It resembled a
great mating ritual with extroverted wide dancing moves by the Sammy Davis
Jr. look alike, Borsalino hat and all, and the far more subtle but very
erotic moves of the attractive lady. We would love to learn to salsa.
The couple left the dance floor and the band took its place on stage and it
turned out that the girl that had got us here was the leader of a fine band
that played traditional Cuban music. They were good musicians with lovely
vocals that brought three couples to the dance floor, that continued where
the professionals had left off. They were obviously locals, out on their
Saturday night off to go dancing, and they had been doing this for years and
were good. There was no way Hanneke and I were going to hit the floor
ourselves that night. Not because we would be disgracing the floor with our
clumsy moves, but because we enjoyed spectating far too much.
I was getting a bit restless in the meantime, because the guys at the table
next to us were smoking cigars and I didn’t have any, nor did they have any
at the bar. We had introduced ourselves to Leonardo and Dyaned at our table
and I asked where I could get a cigar. His eyes lit up and he told me to
wait. He came back with a very fine cigar without any brand or
identification on it. It turned out that Leonardo was a planter and in
charge or the owner of a tobacco plantation. He invited us to come and see
him the following day. At precisely that point who entered the bar but Pupi.
He waved to us and came to embrace Leonardo and Dyanet. It was quickly
agreed, that we would ride to Leonardo’s plantation the following morning.
From then on Pupi had very little time for us as he was totally occupied in
fine style on the dance floor with a very attractive French lady, who
obviously had taken a lot of salsa lessons in France before coming here on
holiday.
Around midnight all the locals left and as we had finished our second mojito
and because we had an early start the following morning we took Pupi’s
advise and also called it a night, an excellent night.

Viñales

Het was donker, toen de bus eindelijk aankwam in Viñales. Het was meteen
duidelijk, dat we waren aangekomen in de Cubaanse versie van Valkenburg, met
toerisme als heel belangrijke bron van inkomsten. De huizen waren allemaal
fel verlicht en zaten strak in de verf met een grote variëteit kleuren. Alle
huizen hadden een veranda met schommelstoelen en op vrijwel ieder huis
konden we het teken zien dat het een ‘Casa Particular’ was, het Cubaanse
equivalent van ‘Zimmer Frei’ in Zandvoort. De bus kwam eindelijk tot
stilstand op het dorpsplein, maar het was vrijwel onmogelijk om uit te
stappen vanwege de hordes huiseigenaren, die de uitgang blokkeerden in een
poging de laatste passagiers te snaaien, die voor die nacht nog geen
reservering hadden in een van de Casas Particulares. Het is een keiharde
business. Ik baande met behulp van mijn ellebogen een weg door de
opdringerige massa, mompelend dat ik al een reservering had, met Hanneke op mijn hielen.
De reservering was geregeld door Rubens vanuit La Havana. Hij had
gereserveerd bij een dame die Dary heette, en die wij gedurende de reis over
onze vertraging en uiteindelijk over onze verwachte aankomsttijd op de
hoogte hadden gehouden. We waren dan ook enigszins verbaasd toen een klein
mannetje zich een weg naar ons toe baande met een bord waarop ‘Hanneke y
Pim” geschreven stond. Hij introduceerde zichzelf als Roberto. Roberto was
niet erg groot, waarschijnlijk nog geen een meter vijftig, maar compenseerde
dat door een zeer levendige aanwezigheid. Hij begon in hoog tempo in het
Spaans tegen ons te praten en dat wil nogal wat zeggen in Cuba. Ik vroeg me
af of ‘despacio’ in deze streek niet de betekenis ‘langzaam’ had, want het
woord leek geen enkel effect op Roberto te hebben.
Onze reservering bij Dary was op een adres aan de Avenida Principal, maar
Roberto nam ons mee in zijstraat in, die duidelijk minder deugdelijk was
geasfalteerd. Hij voerde ons langs een aantal onverlichte huizen, zodat we
ons toch nog even afvroegen of dit allemaal wel goed zou komen. Maar, zoals
wel vaker in Cuba, als je bereid bent om de lokale bevolking te volgen komt
het toch allemaal prima voor elkaar. We kwamen aan bij een helder verlicht
huis met op een bord de naam ‘Villa Roberto “El Macho”‘, met duidelijke
zelfspot ten aanzien van zijn gestalte en desalniettemin duidelijke
aanwezigheid. Hij liet ons vol trots een schone kamer zien met een lekker
dubbel bed en onze eigen badkamer met warm en koud stromend (nou ja…
druipend) water. We hadden al met Roberto afgesproken dat hij voor ons zou
gaan koken en hij ging dan ook aan het werk, nadat hij ons met een lekker
koud biertje op de veranda had geïnstalleerd.
Terwijl we de gebeurtenissen van de dag nog even de revue lieten passeren,
kwam er een meisje voorbij met een gitaar op haar rug. We vroegen haar waar
ze die avond zou optreden; waarop ze antwoordde dat we aan het einde van de
straat rechtsaf moesten slaan en dan nog een half blok door moesten lopen
(un media quadra; een woord dat ik net de dag ervoor had geleerd). Dit bleek
een uitermate fortuinlijk toeval, want als we dat meisje niet hadden
aangesproken, dan zouden we na het eten zeker links af, terug de stad in,
zijn gegaan. ik houd er niet van om de dingen, die we niet hebben gedaan van
een oordeel te voorzien, maar we konden ons achteraf niet voorstellen hoe
het op enige manier nog leuker had kunnen verlopen dan de avond die we
zouden gaan beleven.
Terwijl we zaten te genieten van zijn voortreffelijke maal vertelde
Roberto – nog steeds met de grootste minachting voor het woord ‘despacio’
waardoor hij iedere zin minstens twee keer moest herhalen, wat hij deed met
groot enthousiasme en zonder ook maar iets van zijn snelheid terug te
nemen – wat wij de volgende dag zouden moeten gaan doen en daarna vertelden
wij hem wat wij wilden gaan doen. We wilden gaan paardrijden. Dat is iets
redelijk vanzelfsprekends voor Hanneke, maar het blijft voor mij altijd een
uitdaging, die ik alleen aan durf te gaan in het volste vertrouwen dat men
voor mij een lief en vooral ook aardig paard weet te vinden. Het verkennen
van dat terrein gaat echt het beste te paard, omdat je dan over allerlei
dingen heen kunt kijken. Het zorgt, dat je voortdurend de horizon kunt zien,
omdat je zicht niet wordt beperkt door de holle wegen, die door het oude
landschap lopen en het vele blad van de rijke begroeiing, zoals het geval is
wanneer je te voet zou gaan.
Het zou dus paardrijden worden, dit tot groot enthousiasme van Roberto, die
meteen voorstelde om een kennis te bellen, die met ons zou kunnen gaan
rijden. Nou hadden we ons goed voorbereid en we kwamen eigenlijk al gewapend
met onze eigen adresjes, maar we besloten toch om Roberto’s voorstellen te
volgen. Hij telefoneerde en niet veel later stelde hij ons voor aan Pupi
(zeg ‘Poepie’). Pupi sprak uitstekend Engels en we spraken met hem af, dat
we de volgende ochtend om acht uur, om de warmte voor te blijven, zouden
gaan rijden. We sloten het diner af met een smakelijk toetje en maakten ons
klaar om de stad in te gaan.
We gingen inderdaad rechtsaf aan het einde van de straat en kwamen na een
half blok bij een café, waar op dat ogenblik geen live muziek speelde, maar
waar een paar aan het dansen was op opgenomen muziek. En dan bedoel ik
dansen. Het café was stampvol, dus wij wurmden ons naar binnen, zodat wij het
allemaal goed konden zien, terwijl we met onze rug tegen de muur leunden. Een
aardig stel nodigde ons uit om een paar stoelen van buiten naar binnen te
slepen en bij hen aan tafel te komen zitten. We bestelden een wat obligate
Mojito en vergaapten ons aan het dansende paar, dat een Rumba aan het dansen
was, zoals het paar bij ons aan tafel ons vertelde. Die dans werd gevolgd
door een Salsa in een hele vloeiende en opwindende stijl. Het leek op een
totale paringsdans met grote extroverte danspassen door the Sammy Davis Jr.
kloon, compleet met borsalino en puntschoenen rondom de veel subtielere maar
daardoor niet minder erotische van de aantrekkelijke vrouw. We zouden het
prachtig vinden om de salsa te leren dansen.
Het danspaar verliet de vloer en de band nam zijn plaats op het podium in.
Het orkestje werd aangevoerd door het meisje, dat ons de weg hier naartoe had
gewezen. Ze speelden goede traditionele Cubaanse muziek. Het waren goede
muzikanten met voortreffelijke stemmen en zij lokten daarmee al snel drie
dansparen op de dansvloer, die doorgingen waar de professionals waren
opgehouden. Het waren duidelijk lokale mensen die op hun vrije zaterdag
avond graag gingen dansen en dat al jaren deden. Ze waren zonder
uitzondering goed. Er was geen sprake van, dat Hanneke en ik die avond ons
op de dansvloer zouden gaan vertonen. Niet zozeer niet omdat we ons
belachelijk zouden maken met ons gestuntel, maar omdat we genoten van het
schouwspel. Ik werd wel een beetje onrustig ondertussen, want aan de tafel
naast ons zaten wat mannen sigaren te roken en ik had er geen meer. Ook aan
de bar hadden ze alleen maar sigaretten. We hadden inmiddels kennis gemaakt
met Leonardo en Dyaned aan onze tafel en ik vroeg hen, waar ik een sigaar zou
kunnen kopen. Leonardo begon te glunderen en vroeg me om even te wachten.
Hij verdween en kwam even later terug met een voortreffelijke sigaar zonder
enig merk of andere identificatie. Het bleek dat Leonardo een tabaksboer
was, de eigenaar of de manager van een tabaksplantage. Hij nodigde ons uit
om hem daar de volgende dag te komen bezoeken. Voordat we ons konden
afvragen, hoe we bij hem zouden kunnen komen, kwam ineens Pupi de kroeg in.
Hij zwaaide naar ons en kwam Leonardo en Dyaned omhelzen. Het werd snel
geregeld, dat we de volgende dag te paard naar Leonardo’s plantage zouden
gaan. Verder had Pupi weinig aandacht meer voor ons, want hij ging totaal op
in het dansen met een hele mooie Franse vrouw, die duidelijk veel Salsa
lessen had genomen in Frankrijk, alvorens hier in haar vakantie naartoe te
komen.
Tegen middernacht vertrok de lokale bevolking en omdat wij onze tweede
Mojito ook net op hadden en we de volgende dag vroeg in het zadel moesten
volgden we het advies van Pupi op en maakten een einde aan deze avond, een
waarlijk prachtige avond.

Comments { 0 }

Like regular tourists / Als echte toeristen

13-1-2014 18:38

Like regular tourists

I write this guided by the pictures we took of our great weekend. We dearly
wanted to see some more of Cuba than just La Havana and the marina and it
proved justly so. We took a trip to Viñales, to the west and pretty much
landlocked, so that we could never get there by boat when eventually we
start sailing around Cuba. My Spanish lessons seem to be paying off and they
did help us a lot to find our way, although I’m still a long way from
striking up any form of discussion with a Spanish speaking native. It helps
however, that I can ask them to repeat themselves and to please slow down.
These Cubans do speak a mile a minute.
We were guided to the bus by Hanneke’s new found friend Rubens, an art
history professor, who is in the process of setting up his own tourist
business with his sister, on our way from La Havana Vieja to the bus station
which is conveniently (not) located in the newer parts of Havana. We really
hope, we will shortly be able to upload some of our photos, because even a
relatively short and purposeful trip takes you past great sights. The sense
of decay remains very overpowering and it is weird to realise, that we
admire the remains of a city that was built over the backs of slaves,
hundreds of thousands of them. The foundations of Cuba for its place in
western history may have been its place on the trade route of the stolen
goods from America Latina, the forts still stand witness to this, but the
city as it stands today owes more to plantations of tobacco for fine but not
very healthy cigars, sugar cane for sugar and rum and its rather depraved
version of tourism in the first half of the nineteenth century. You build
something on slavery then it will fall apart when slavery disappears. Cuba
was the last by more than 30 years to abolish slavery in 1886 and never
quite managed to recover from there. The chasm between the rich and the poor
was unhealthy and unsustainable and lead to the Revolution that culminated
in the formation of the current socialist, Marxist or communist – take your
pick – state in 1959. That state in itself has gone through formidable ups
and downs as things in the country and on the global stage changed, but that
inequality has disappeared. Everybody is basically poor – but not hungry,
they are well dressed and have a roof over their heads – and with a sense of
solidarity in the community that allows people to have a good time. We are
not sure we will find the same later on in our travels in Jamaica and the
Dominican Republic and we will bypass Haiti as it is deemed too dangerous to
go to. All these islands come from a different background and have developed
depending on exports of goods that are no longer needed by our western
world.
All things considered, from what we have seen, La Havana has coped
admirably, but that’s the city, the capital. What would things look like in
the country? Don’t get up your expectations. We went to Viñales, which
probably doesn’t even begin to resemble the real Cuba in a socio-economic
sense, but it owes that to its beautiful nature. However we did have some
adventures before we got there.

Rubens took us through the narrow streets of Habana Vieja, past the
Capitolio where the finest examples of restored American Ford Fairlane 500’s
and a Thunderbird, Chevy Impala’s and many more cars from the fifties are
waiting to drive tourists around. If you pay $2 you are allowed to sit in
them and have your picture taken. The real ride costs a lot more. From there
we entered Central Havana where we took a taxi collectivo, that took us
close to the Zoo (don’t get me started on that one, but it is a nice garden)
from where we had to walk about a mile to get to the bus station.
Fortunately we were travelling light, with only a small backpack. At the bus
station we joined the confusion to see if we could get on the bus. Basically
you have to make reservations a couple of days ahead, but since this idea
came up only a couple of days ago, we had to try our luck and with success.
The bus departed right on time and we settled back for the three hour
journey to Viñales, but not for long. We had barely joined the highway
(three lanes in each direction) when an old American car in front of us had
to brake, to avoid a power cable that was lying over the road and our bus
thumped into the back of him. It was not really a heavy thump, but having
accidents in Cuba is not a good idea. First you have to wait for the police.
They showed after about 15 minutes on two Yamaha Viragos for the underlings
and a bigger engined Moto Guzzi for the lead investigator. In the meantime
the Chinese built bus showed more damage than it should have had from the
light collision and started leaking water from its air-conditioning system
from both front corners. It was obvious we would have to change busses. The
driver kept the engine and the a/c running as it slowly ran out of water. It
was starting to make frightening sounds by the time the replacement bus
finally showed after two and a half hours.
The accident probably came out worst for the blameless driver of the
American classic that really had looked pristine from the outside before the
incident, but now obviously had been bent considerably as the right rear
door had been forced open by the collision. As an old car it is not
illegible for any insurance money and – as the driver managed to explain to
me while he showed me the Russian Volga four cylinder engine that was
mounted in place of the original straight 6 or V-8 engine of the Dodge – it
would cost him about 500-600 Pesos National to get it all fixed again. That
is about $25; an unbelievable amount for such a repair, but nonetheless a
month’ wages for him.
To cut a long story short for today, we arrived in Viñales almost 3 hours
late. That was unfortunately after dark so we did miss the scenery of the
last part of the trip, but that would be corrected on the way home. I will
continue this account tomorrow.

Als echte toeristen

Ik schrijf dit verhaal aan de hand van de foto’s, die we van dit heerlijke
weekend hebben gemaakt. We wilden erg graag iets meer van Cuba zien dan
alleen maar La Havana Vieja en de marina en dat bleek een uitstekend idee.
We hebben een trip gemaakt naar Viñales. Dat ligt ten westen van de marina
en midden in het land, zodat we er vanaf de boot nooit zouden komen als we
rondom Cuba gaan zeilen. Mijn lessen Spaans beginnen vruchten af te werpen
en bleken heel nuttig om te komen waar we wilden zijn, hoewel het nog
behoorlijk wat inspanning zal kosten, voordat ik een beetje een normaal
gesprek in het Spaans zal kunnen voeren. Het helpt al een heleboel, dat ik
de Cubanen kan vragen of ze iets willen herhalen en of ze langzamer kunnen
spreken. Donders, wat spreken die Cubanen snel.
We werden op weg naar de bus door La Havana geleid door Ruben, een nieuwe
vriend die Hanneke ergens heeft opgeduikeld. Hij is een leraar
kunsthistorie, die samen met zijn zus bezig is om een eigen bedrijf voor het
begeleiden van toeristen op te zetten. Het bus station is heel handig ver
buiten het centrum in een van de nieuwere delen van La Havana, zodat het
voor toeristen niet al te makkelijk is om er te komen zonder gebruik te
maken van een van de dure taxi’s voor buitenlanders. Met Rubens erbij was
dat niet nodig en ik hoop echt, dat we een dezer dagen een mogelijkheid hebben om
foto’s op de site te zetten, want zelfs deze korte en rechtstreekse trip
voert langs allerlei mooie plaatjes. Het gevoel van verval blijft
overweldigend aanwezig en het is eigenlijk bizar als je er over nadenkt, dat
we de resten van een stad bewonderen die is gebouwd over de rug van slaven,
honderdduizenden slaven. De grondvesten van de plaats van Cuba in de
westerse geschiedenis was natuurlijk de rol die het speelde in de
handelsroute van gestolen goederen uit Latijns Amerika, de forten die
daarvan getuigen staan er nog steeds, maar de stad zoals we die vandaag zien
is veel meer het resultaat van de tabaksplantages en de productie van
heerlijke maar niet erg gezonde sigaren, van het suikerriet voor de
productie van suiker en rum en de decadente en perverse versie van het
toerisme in de eerste helft van de negentiende eeuw. Als je iets bouwt over
de rug van slavernij, dan stort dat in elkaar als de slavernij verdwijnt.
Cuba was het laatste land, dat – dertig jaar na de andere landen – de
slavernij afschafte en dat nooit helemaal daarvan herstelde. De kloof tussen
arm en rijk was ongezond en niet duurzaam en leidde tot de Revolutie die
uitmondde in het uitroepen van de huidige socialistische, marxistische of
communistische – kies zelf maar uit – staat in 1959. Die staat zelf heeft
een wilde rit in de achtbaan achter de rug als gevolg van interne
veranderingen en gebeurtenissen elders in de wereld, maar de grote
ongelijkheid is verdwenen. Iedereen is in principe behoorlijk arm – men
leidt geen honger, mensen gaan goed gekleed en zij hebben een dak boven het
hoofd – en ze leven met een gevoel voor solidariteit in een gemeenschap
waarin mensen het goed naar hun zin hebben. We weten niet wat we hetzelfde
later op onze reis zullen tegenkomen in Jamaica en de Dominicaanse
Republiek. Haïti zullen we zelfs links laten liggen. Dat is echt te
gevaarlijk om te bezoeken. Al deze eilanden hebben een gemeenschappelijke
achtergrond, waarbij ze afhankelijk waren van de export van producten die
niet langer gewenst worden door onze westerse wereld.
Als je dat allemaal in aanmerking neemt, dan heeft La Havana zich
opmerkelijk staande weten te houden, maar dat is de stad; de hoofdstad. Hoe
ziet het er uit in de rest van het land. Ik zeg het maar meteen. Wij zijn
naar Viñales gegaan. Viñales is een beetje als Valkenburg; niet te
vergelijken met het sociaal-economische landleven in Cuba. Het dankt die
positie aan de prachtige natuur. We hadden echter een avontuurlijke reis
voordat we daar aankwamen.

Rubens voerde ons door de smalle straten van La Havana Vieja, langs het
Capitolio. Voor dat gebouw staan prachtige goed gerestaureerde exemplaren
van Amerikaanse Ford Fairlanes, een Thunderbird, Chevy Impalas en meer van
dat fraais geparkeerd, wachtend op toeristen die er in rond gereden willen
worden. Als je $2 betaald mag je er even in zitten om je te laten
fotograferen. Een rit in zo’n auto kost behoorlijk veel meer.
Daarvandaan liepen we naar Central Havana, waar we een taxi collectivo namen
tot vlak bij de dierentuin (daar ga ik het gewoon niet over hebben, maar de
tuin is mooi). We gingen te voet verder en kwamen na een anderhalve
kilometer bij het busstation. Gelukkig hadden we alleen een kleine rugzak
als bagage. Bij het busstation werden we een onderdeel van de totale daar
heersende verwarring te midden van allerlei andere mensen die een plaatsje
in de bus naar een of andere bestemming wilden hebben. Eigenlijk moet je een
paar dagen van te voren reserveren, maar omdat dit idee pas een paar dagen
geleden bij ons was opgekomen vertrouwden we gewoon op een beetje mazzel en
met goed gevolg. De bus vertrok exact op tijd en we installeerden ons
comfortabel voor de drie uur durende reis naar Viñales. Dat viel tegen. We
zaten nog maar net op de grote weg (drie banen in beide richtingen) toen een
Amerikaanse classic, een Dodge, voor ons moest remmen voor een
hoogspanningskabel die over de weg lag. De bus botste tegen hem aan. Het was
geen harde klap, maar het is geen goed idee om in Cuba ongelukken te hebben.
Het begint met wachten op de politie. Die kwam na 15 minuten. Twee
ondergeschikten op hun Yamaha Viragos en de man met de strepen op een ruim
zwaardere Moto Guzzi. ondertussen bleek, dat de Chinese bus meer had geleden
van de klap dan je zou verwachten, maar hij begon voor op beide hoeken water
te lekken uit het airconditioning systeem. Het was duidelijk dat er een
vervangende bus zou moeten komen. De chauffeur liet volkomen onbegrijpelijk,
maar prettig voor de passagiers, de motor draaien, zodat de a/c bleef
koelen, terwijl daar langzaam alle vloeistof uit stroomde. Hij begon
angstaanjagende geluiden te maken toen de vervangende bus na twee en een
half uur eindelijk verscheen.
Het ongeluk zal waarschijnlijk het slechtste aflopen voor de totaal
onschuldige chauffeur van de Dodge. Van buiten een perfect gerestaureerde
auto, maar nu duidelijk niet meer helemaal recht. Het portier rechts achter
was open gewrongen door de klap. Oude auto’s in Cuba krijgen geen geld van
de verzekering bij aanrijdingen – zo wist de chauffeur mij uit te leggen,
terwijl hij mij liet zien hoe de Russische Volga vier cilinder was
geïnstalleerd om de oorspronkelijke 6 cilinder lijnmotor of V-8 te
vervangen – en hij verwachtte dat de reparatie ongeveer 500-600 Pesos
Nacional zou gaan kosten. Dat is ongeveer €20; een ongeloofwaardig bedrag
voor zo’n reparatie, maar toch het inkomen van een maand voor de man.
Om dit verhaal voor vandaag af te sluiten; we arriveerden drie uur te laat
in Viñales. Dat was helaas in het donker, waardoor we het vermoedelijk
spectaculaire uitzicht van het laatste deel van onze rit misten, maar dat
komt op de terugweg wel weer goed. Ik verhaal morgen wel weer verder.

Comments { 0 }